IMPI’s ADVENTURES

Reisverhalen

Nieuw Zeeland: South Island

Zaterdag 2 november landen we net na middernacht, plaatselijke tijd, in Christchurch. We waren rond 19:15 uur uit Sydney vertrokken en in een kleine 3 uur hier naar toe gevlogen. De rij voor de douane is behoorlijk lang, maar de rij voor de uitgang nog veel langer.

Het duurt anderhalf uur voordat we de luchthaven uit zijn. We hadden een paar dagen geleden een niet al te dure kamer gevonden niet zo ver van de luchthaven, maar toen we die wilden boeken waren we net te laat en was de kamer al weggegeven. Nu hebben we een huisje op een ander kampeerterrein gereserveerd, maar dat is een stuk verder weg dan we hadden gehoopt. Het blijkt NZ$35 (€21) met de taxi te kosten en het kamertje had ons ook al NZ$60 (€36) gekost. Maar er staat een kacheltje om de kamer op te warmen en we zijn blij met het bed. De andere optie was om van middernacht tot 9 uur ’s ochtends op de luchthaven te blijven zitten wachten tot de camperverhuurder open gaat. Mijn nachtrust heb ik veel te hard nodig, dus hebben we het er wel voor over. Een uurtje later vallen we in slaap. Om 9 uur worden we wakker en een half uur later checken we uit. Eigenlijk zouden ze korting moeten geven als je maar 7 uur op de kamer verblijft! We wandelen naar een supermarkt en halen snel iets te eten en te drinken. Daarna lopen we nog even een Nederlands winkeltje in en watertanden bij de bolletje beschuit, hagelslag, speculoos, Douwe Egbert koffie en dergelijke, maar we kopen niks.

We gaan op zoek naar een bushalte die ons hopelijk goedkoper naar het camperverhuurbedrijf kan brengen. Een vriendelijke Kiwi (= Nieuw Zeelander) legt ons uit welke bus we moeten hebben, waar we over moeten stappen, maar dat we waarschijnlijk het laatste stuk van een paar km moeten lopen. Nou, dat is beter dan ons geld aan een taxichauffeur geven. Dus gaan we met hem mee de bus in en stappen bij de universiteit uit. Daar stappen we over naar de luchthaven. De chauffeur gooit ons er ergens in the middle of nowhere uit en geeft aan dat we 3 a 4 kilometer langs de snelweg op moeten lopen. Gelukkig hebben we alleen handbagage, dus geen zware tassen. En omdat we aan de west kant van de stad lopen, zien we de met sneeuw bedekte toppen van de bergen naast ons, terwijl wij in het zonnetje lopen. Helemaal niet verkeerd. En als we bij de juiste zijweg aankomen, blijkt het huisje dat we voor afgelopen nacht wilde boeken, precies op de hoek te zitten en hetzelfde huisnummer te hebben. Dit is 520A, wij moeten naar 520F. Nu balen we helemaal, maar niks meer aan te doen. We lopen de laatste honderd meter naar het camperverhuurbedrijf en zijn zeer benieuwd naar de goedkoopste camper die we in Nieuw Zeeland konden vinden. Het is echt een koopje, zelfs met de meest uitgebreide verzekering erbij. Het kost € 907 voor 29 dagen, inclusief de meest uitgebreide verzekering. En het busje valt niet tegen. Simpel, maar geschikt. Ook boeken we alvast de overvaart van het zuid naar het noord eiland voor € 147 op 19 november. Deze datum kunnen we kosteloos verzetten, maar we gokken dat we langer op het zuid eiland willen blijven dan op het noord eiland. Een half uur later rijden we het terrein af. We besluiten Christchurch niet in te gaan, want we vinden steden toch niet zo leuk en na Sydney hebben we wel even genoeg gezien. We rijden gelijk naar het schiereiland naast Christchurch. We nemen uiteraard de toeristische route en rijden hoog door de bergen met onder ons een geweldig uitzicht op de vulkanische kraters en de inham van de oceaan, wat meer op een groot meer lijkt.

We eindigen bij het plaatsje Akaroa, waar we precies om 18:00 uur aankomen. We willen uiteraard niet betalen voor een camping, maar vonden onderweg nergens een plekje om te kamperen. Hier, midden in het centrum, is een grote parkeerplaats aan het water, waar al een hele rij campers staan. We besluiten er maar tussen te gaan staan. Het is wat ongezellig, maar we gaan toch zo naar bed, want het is koud. We eten nog wel buiten, maar kruipen daarna snel onder de deken.

Uitgegeven: NZ$ 2.750 (€1.653) (inclusief 2 retourtickets €425, camperhuur €907 en ferry €147)

Zondag 3 november zijn we pas rond 10 uur uit bed, want het voelt nog steeds veel vroeger door het tijdsverschil. Sinds Western Australia zijn we 5 uur in de tijd vooruit gegaan en soms denk ik dat we nog in die tijd leven. Het voelt in ieder geval als 5 uur ’s ochtends als we opstaan. We rijden naar het einde van het schiereiland en draaien weer om. Het is hier echt heel erg mooi.

We bezoeken nog een museum die ons een filmpje laat zien over de ontwikkelingen op dit schiereiland. Daarna rijden we weer terug naar het vaste land en laten Christchurch achter ons. We rijden naar het zuiden, langs de oostkust. We rijden tot Geraldine, vanwaar we naar één van de vele conservations campsites van Nieuw Zeeland rijden: Waihi Gorge. Deze campsites hebben een wc en een wasbak en een bakje waar we onze NZ$12 (€7) achter kunnen laten. Het zijn hele mooie plekken om te kamperen, lekker rustig, midden in de wildernis.

 

En aangezien er meestal hekken langs de wegen staat, wat wildkamperen moeilijk maakt en de meeste picknickplaatsen borden hebben dat je er niet mag overnachten, zijn dit mooie opties. Ro maakt een kampvuur en we nestelen ons bij het vuur om op te warmen.

Uitgegeven: NZ$ 118 (€71)

Maandag 4 november zijn we nog steeds niet vroeg wakker en rijden we langzaamaan naar Oamaru. We rijden langs de kust en zien landinwaarts de mooie bergen, soms met besneeuwde toppen. Maar hier beneden is het overdag best aangenaam warm. Tegen half 5 komen we in Oamaru aan en we besluiten eerst naar Bushy Beach te rijden, waar 2 uur voor zonsondergang de yellow-eyed penguins thuis komen na een dag lang visjes eten in de oceaan. Er zijn nog geen andere toeristen op het uitkijkpunt boven het strand en na een uurtje wachten komt de eerste pinguïn aan wal. Hij warmt zich een tijd op in de zon en verdwijnt daarna in de struiken.

 

Dan druppelen de andere toeristen “binnen” en duurt het nog een tijdje voor nummer 2 komt. Deze blijft ook op het strand hangen, maar heel ver bij ons vandaan. Het is een zwart/witte stip in de verte. Rond half 7 zijn we bevroren en besluiten we naar het Visitor Centre van de kleine Bleu-Pinguin kolonie te gaan. Als we daar aankomen krijgen we te horen dat ze vanaf 20:15 uur aan wal zullen komen en om daarnaar te mogen kijken moeten we NZ$28 (€ 17) p.p. betalen. We vinden het wel wat duur. We mogen wel even de tribunes oplopen om naar de New Zealand Fur Seals te kijken, die daar rustig van het zonnetje genieten. Eén groot mannetje heeft zichzelf over het hek gehesen en alle traptreden op en ligt op de bovenste bank van de tribune te slapen.

 

We maken wat foto’s en rijden terug naar de Yellow-Eyed Penguins die we gratis kunnen bekijken, in de hoop dat er nu wat meer zijn. Er zijn er 2 bijgekomen, maar die zijn ook helemaal aan de andere kant van het strand. We kijken nog een tijdje en rijden daarna weer verder naar het zuiden, op zoek naar een plek om te slapen. Er zijn geen plekjes langs de kant van de weg waar we kunnen parkeren en als we een bordje met camping zien, volgen we die maar. Het blijkt weer een onbemande camping te zijn en we parkeren de auto een stukje er vandaan, zodat we niet bij de andere campers staan.

We vinden het wel mooi geweest voor vandaag. We eten een boterham en kruipen snel onder de warme deken.

Uitgegeven: NZ$ 22 (€13)

Dinsdag 5 november rijden we vóór tien uur weer verder. We rijden maar een paar kilometer en zien dan een bord dat aangeeft dat we vlakbij een vallei zijn. We rijden erheen, parkeren de auto en beginnen aan het wandelpad naar een grot. Naar de grot en terug is een half uur lopen, maar je kan er nog een rondje van een uur bij doen. We besluiten dat te doen, want de grot stelt niks voor, het woud waar we inlopen is erg mooi. Het is geen makkelijke  wandeling, want we begonnen onder in de vallei, bij de rivier en we lopen helemaal tegen de zijwand omhoog tot de top. Daarna mogen we weer helemaal naar beneden, wat soms ontzettend steil is. Het “pad” is op sommige plaatsen ingestort of er liggen boomstammen overheen. Maar erg mooi!

 

Na anderhalf uur staan we weer bij de auto en rijden weer verder. We rijden een hele tijd langs de oceaan en stoppen op een mooi strand voor een wandeling. De zeemeeuwen zijn vrij tam en ze eten de rest van mijn appel, terwijl Ro een paar mooie foto’s kan maken.

 

Na de wandeling rijden we weer verder naar Dunedin.

 

Van daar rijden we het schiereiland op en besluiten een echte camping te zoeken, omdat we hoognodig moeten douchen. Het Holiday Park kost NZ$36 (€22), maar we hebben het idee dat dat de normale prijs is, dus we blijven maar. Het is 14:00 uur. We nemen gelijk een douche en terwijl Ro wat kleren wast, schrijf ik dit verslag. Om 18:00 uur rijden we richting het puntje van het grote schiereiand, naar het Royal Albatros Center. Dit is de broedplaats van de grootste albatros ter wereld: de Royal Albatros, die een spanwijdte van 3 meter heeft. Maar ze hebben hier ook een strand waar de Bleu-Eyed Pinguins elke nacht slapen. Het is 19:15 uur als we hier aankomen en de pinguins komen pas om 20:30 uur aan land. We gaan eerst een uur in de vrieskou buiten staan, zoekend naar de Royal Albatrossen die thuis komen. Na een half uur bibberen van de kou, tussen ongeveer duizend zeemeeuwen en 6 zeehonden, zien we de eerste Royal Albatros thuiskomen. Het is zo koud, want het waait erg hard en je hebt aan 3 kanten oceaan, terwijl we op de heuvel staan. Maar het is het waard om dit magnifieke dun gevleugelde dier over te zien vliegen. Ze landen allemaal aan de andere kant van een heuvel, waar je alleen heen mag als je betaald. En dat is nu niet meer mogelijk. Maar zo zien we het ook prima, alleen is het ondertussen al aardig donker aan het worden, waardoor de foto’s niet zo goed lukken.

    

Daarna gaan we nog even naar binnen om op te warmen. Om 20:30 uur staan we allemaal klaar om naar de pinguïns te gaan. We krijgen eerst een uitleg en we leren dat tot een paar jaar geleden, voordat dit hier stond, de mensen met hun auto’s helemaal naar hun nesten het strand op reden, hun koplampen op deze bange diertjes zetten en met de flits foto’s in hun gezichtjes maakten. Nu deze grond terug is gegeven aan de oorspronkelijke eigenaren, is daar een einde aan gekomen. Er is nu een verhoogd platform vanwaar je ze kan bekijken. Er zijn een paar zachte lampen aangebracht, zodat je ze kan zien in het donker en flitsen is absoluut verboden. We lopen over de verhoging naar het strand en wachten op het eerste groepje, dat al vrij snel komt. De Bleu-Eyed Pinguin is de kleinste pinguïn ter wereld en als de eerste het strand op loopt, tussen de zeemeeuwen door, zien we dat ze zelfs iets kleiner zijn dan een zeemeeuw. Ze zijn zo schattig. Het eerste groepje durft nog niet zo goed aan land te komen en speelt nog een tijdje in het water. Als er nog een paar aankomen, beginnen de eerste 3 aan de tocht van het strand, over de rotsen, naar hun nestjes.

De rotsen zijn eigenlijk gewoon grote keien, maar omdat ze zo klein zijn, lijkt het alsof het heel grote rotsblokken zijn, wat voor hun waarschijnlijk ook zo is. Ze springen en vallen terwijl ze langzaam dichterbij komen. Dan lopen ze voor ons langs, op zoek naar hun huisje, wachtend op hun partner. Langzaam aan druppelen ze binnen en ruim een uur later zijn er zo’n 92 thuisgekomen. Het is jammer dat het zo donker is, want zo is het lastig mooie foto’s te maken. Maar het is licht genoeg om ze goed te kunnen zien.

 

Ze maken behoorlijk luide geluiden, voor zulke kleine diertjes en ze roepen wat af, zoekend naar hun levenslange partner, om samen in hun huisje onder de grond te gaan slapen. Na ruim een uur zijn we de laatste 2 personen die nog staan te kleumen in de kou en dan gaan ook wij er maar vandoor. Ik kan er nog uren naar kijken, maar ik voel mijn vingers en neus niet meer. Ondertussen is er een dichte mist op komen zetten en de 25km terug naar het begin van het schiereiland  is geen makkelijke weg. Het eerste stuk is langs de oceaan op, via een smalle weg met een diepe afgrond in de oceaan. De rest is door de bergen, ook met diepe afgronden. En constant slingerend en vol met enge scherpe bochten. En dat terwijl we maximaal 3 strepen van de stippellijn op de weg kunnen zien, dankzij de dichte mist. We doen er dus best lang over. Terug op de camping maken we snel het bed op en kruipen erin. Gelukkig is het lekker warm in de auto, omdat we nu de kachel aan hadden tot vlak voor we naar bed gingen.

Uitgegeven: NZ$ 136 (€82)

Woensdag 6 november staan we om 9:30 uur op. Ro neemt eerst nog een douche, daarna ik. We moeten hoogstwaarschijnlijk weer een tijdje zonder, dus we kunnen er maar beter zo lang mogelijk van genieten. Daarna kookt Ro al onze aardappelen in de keuken, zodat hij dat vanavond en morgenavond niet op ons éénpits gasstelletje hoeft te doen. En dan verlaten we de camping, een uurtje te laat, maar niemand die het lijkt te merken. We rijden verder naar het zuiden, waarbij we Dunedin achter ons laten. We rijden zo veel mogelijk langs de kust en het ene geweldige uitzicht wordt verbeterd door het volgende. We zijn nu in het gebied dat “The Catlins” heet. We stoppen hier en daar om er een paar minuutjes van het uitzicht te genieten en rijden door naar Nugget Point, om naar de vuurtoren daar te lopen. We hebben gelezen dat er een kans is dat we daar zee-olifanten zien, dus die kans nemen we met beide handen aan. We parkeren de auto en lopen het laatste stuk. Het is stervenskoud hier en de harde wind geeft ons bevroren oren en oorpijn.

Onderweg zien we de zeehonden/zeeleeuwen al vrolijk in het water spelen of luieren op de rotsen onder ons. Eenmaal bij de toren, bevinden we ons hoog boven de oceaan.

 

Al snel zien we een gigantisch zeehond-achtig dier in de waterpoel beneden ons zwemmen. Hij is heel licht van kleur en belachelijk groot, terwijl hij rustig tussen het zeewier al etende doorzwemt. We kunnen met de beste wil van de wereld zijn neus niet zien en we weten niet of het een zeeleeuw of zeeolifant is. We hopen op het laatste.

Maar omdat we de kans op een zeeolifant niet willen missen, blijven we zo lang mogelijk. We zien vele zeehonden/leeuwen door het water springen, waardoor het net dolfijnen lijken. Zo soepel als ze door het water dartelen, zo grappig worstelen ze over de rotsen beneden ons.

Het is leuk om naar te kijken. En hoe langer je naar de rosten en het water kijkt, hoe meer je er ziet. Diverse toeristen zijn in de tussentijd gekomen en gegaan, met de mededeling dat er geen zeehonden zijn. Nee, als je niet kijkt, dan zie je ze niet. Als we zeker weten dat er geen enkele zeeolifant te bekennen is, lopen ook wij terug. Daarna rijden we langzaam verder, tot we rond 17:00 uur bij de plaats Papatowai aankomen, waar zich een DOC camping bevindt. Deze campings zijn onbemand en op de mooiste plekken aangelegd. Ze kosten $6 (€3,60) per persoon, dus niet duur, maar eigenlijk kamperen we net zo lief ergens in de bush. Maar dat blijkt in Nieuw Zeeland niet zo makkelijk te kunnen, want overal staan hekken of borden dat je er niet mag kamperen. En als we iets moois tegenkomen zijn we bijvoorbeeld net een uurtje onderweg of is het pas 10 uur ’s ochtends. Deze DOC campings zijn dus vaak een goed alternatief. Er moeten ook gratis versies van zijn, maar die hebben we nog niet gevonden. We zijn de enige op deze camping en zoeken een mooi plekje in het late namiddagzonnetje uit en lezen een boekje, liggend op het gras. Ook lopen we even naar het strandje dat bij de camping hoort en kijken naar het ijskoude water van de oceaan in deze inham.

Uitgegeven: NZ$ 142 (€85)

Donderdag 7 november rijden we rond 10 uur weg. Vrijwel direct rijden we langs de “Lost Gypsy Gallery”, waar we een kijkje willen nemen. Het schijnt een echt hoogtepunt te zijn van je trip in dit gebied, dus we zijn benieuwd. De eigenaar en kunstenaar Blair Sommerville heet ons welkom en we mogen (gratis) zijn kunstwerkjes in de geweldige oude campervan bekijken. De grote kunstwerken staan achter en daarvoor moet je $5 toegang betalen. We vinden dit nou echt leuke kunst en we bekijken elk dingetje, waar je vaak aan moet draaien om het te laten bewegen. We lachen en spelen als kleine kinderen. Uiteraard willen we ook naar achteren en we draaien aan wielen om via een waterrad een ander rad te laten draaien, we gooien met golfballen in oude laarzen en telefoneren met een ouderwets muziekje. We spelen een ouderwets spelletje tennis op een computer uit lang vervlogen tijden en maken zelf belachelijke muziek op een piano die met elke aanslag een ander apparaat in werking stelt. We voelen ons weer helemaal kind, wat niet zo handig is, want kinderen zijn hier niet toegestaan.

 

Als we eindelijk uitgespeeld zijn, rijden we richting de Cathedral Caves, schrikkend dat het al bijna 12 uur is en we daar alleen met eb kunnen komen. Het is vandaag namelijk om 12 uur eb en alleen de 2 uur daarvoor en daarna kun je de grotten in. Als we aankomen is het 12:30 uur. We betalen de $5 toegang per persoon en lopen door het bos in 15 minuten naar beneden, naar het strand. We steken het grote strand over en komen onderweg mensen tegen die zeggen dat we op moeten schieten, want het water loopt de grotten al in. We kunnen er inderdaad al niet meer droog komen en trekken onze schoenen uit en stropen onze broeken omhoog. We stappen dapper in het water en gillen van de kou. Het water komt duidelijk uit Antartica en is zo koud, dat het nooit meer dan een paar graden boven nul kan zijn. En de buitenlucht is misschien 15 graden. We stappen dapper door tot we geen gevoel meer in onze voeten hebben en het begint te wennen. Op aanraden van de toerist gaan we gelijk naar de 2e grot. Het is een gigantische inham in de rotswand, die met vloed volstroomt, maar niet tot het plafond, want de grot is erg hoog. We lopen er helemaal in, en ondanks dat ik weet dat de vloed niet zo snel komt en al komt de vloed, dan nog vult de grot zich niet volledig, is het best een beetje eng daar te lopen, terwijl het water langzaam achter ons aan komt. Helemaal achterin kun je de achterkant van de eerste grot in. We rennen terug naar het begin van de 2e grot en waden door het enkelhoge water, rennend voor de grote golven die soms komen.

 

Als we ook hier zijn uitgespeeld en onze voeten geen enkel gevoel meer bezitten, trekken we onze schoenen weer aan en lopen we door het mooie bos terug omhoog naar de auto.

Ons volgende punt op de agenda is Curio Bay met het fossiele bos uit de dinosaurus tijd. Dit hebben we ooit in Namibië ook bezocht en ondanks dat we weten dat die bomen plat op de grond liggen en geheel versteend zijn met de omgeving, zoek je toch automatisch naar een echt bos met rechtopstaande bomen. Ook dit “bos” is alleen zichtbaar met eb, maar gelukkig hebben we 4 uur vóór en na het moment van eb, dus we hebben tot 16:00 uur. Het is pas 14:15 uur als we daar aankomen, maar als we afdalen naar de rotsen zien we een yellow eyed penguin staan. De oude fossielbomen zijn vergeten en we gaan snel naar de pinguïn. Hij of zij staat midden op de rotsen en we kunnen tot ongeveer 10 meter komen. Dichterbij mag niet. Het beestje is niet bang voor ons of de andere 4 toeristen. Tot een oude vrouw die verder gewandeld is, probeert een stuk rots en water te omzeilen en daarbij veel te dicht bij de pinguïn komt zonder het door te hebben. De pinguïn gaat er vandoor, maar pinguïns zijn niet zo snel en het duurt behoorlijk lang voordat hij over alle keien heen is gesprongen, elke sprong berekenend of dat wel gaat lukken en tegen de tijd dat hij in het gras is, is hij al vergeten dat hij ergens van was geschrokken en gaat daar nog een tijdje poseren voor ons.

 

Daarna verdwijnt het diertje de bosjes in, waarschijnlijk naar het nest dat daar verstopt ligt. Eindelijk hebben we ook de meest zeldzame pinguïn ter wereld van heel dichtbij in het wild gezien. Daarna gaan we op zoek naar de bomen, die overal in de rotsen liggen. Ze zijn nog best als boomstam herkenbaar, al zijn ze ondertussen van steen.

Als we de bomen gezien hebben en de pinguïn niet terug lijkt te komen, rijden we maar weer verder. Hiermee laten we het meest zuidelijke punt van Nieuw Zeeland achter ons en zullen we vanaf hier alleen nog maar noordelijker gaan. Als we een volgende inham nemen en naar Slope Point rijden, kunnen we nog een paar honderd meter zuidelijker komen op het zuidelijkste puntje van Nieuw Zeeland, maar we vinden het wel goed zo. Zodra we bij Fortrose weer de iets grotere weg oprijden, verlaten we hiermee “The Catlins”. Als we Invercargill zijn nemen we eindelijk het besluit of we wel of niet naar Steward Island gaan. Het schijnt er heel mooi te zijn, maar de boottocht, de hotelovernachtingen, onze ongebruikte camper op het vaste land en de hoge vervoerskosten op het eiland doen ons besluiten toch niet te gaan. Er zijn nog zoveel dingen die we willen doen en we moeten helaas keuzes maken. We hebben vandaag geen zin om voor een camping te betalen en rijden een National Reserve in, in de hoop een mooi plekje te vinden. En dat vinden we. In een andere inham stond wel dat je hier niet mag kamperen, maar hier niet en dus doen we maar net of we dat andere bordje niet gezien hebben. Het is al laat, dus Ro kookt snel iets te eten, wat we in de auto, ongemakkelijk zittend, opeten. Buiten is het al te koud.

Uitgegeven: NZ$ 136 (€82)

Vrijdag 8 november beginnen we aan de weg naar Milford Sound, diep in het Fiordland. Maar eerst nemen we de mooie landweg route naar Te Anau. Bij Clifden rijden we 30km naar het westen om het diepste meer van Nieuw Zeeland te bekijken: Lake Hauroko. Helaas is het mistig en motregent het als we aankomen, dus kunnen we de steile wanden bedekt met bos aan de overkant niet eens zien.

We maken ondanks de lichte regen wel een korte wandeling van ruim een half uur door het woud en langs het meer op. Dankzij de bomen voelen we de regen niet eens.

Als we weer bij de auto zijn eten we lunch en maken we kennis met onze nieuwe huisdieren, voor de komende dagen: kleine zwarte vliegjes. De eerste 10 minuten vinden we ze gewoon irritant, tot één mij opeens steekt. Auw, dat doet best pijn. Ze blijken het leuk te vinden ons te steken en aangezien er honderden in onze auto zitten, is er amper iets tegen te doen. We besluiten te gaan rijden met de ramen open, maar in tegenstelling tot gewone vliegen, waaien ze helemaal niet naar buiten. We moorden er flink op los, maar er komt geen einde aan. We worden lekgestoken en het begint ondertussen ook te jeuken. Later leren we dat dit Sand Fly’s zijn en we zullen er nog veel last van ondervinden. Als het ons is gelukt de auto vliegvrij te krijgen, rijden we opgelucht verder naar Te Anau. Daar aangekomen tanken we de auto weer vol, slaan we wat voedsel in en als we een gebouw zien waar je kan douchen, rennen we om het hardst naar binnen. We kunnen samen een douche delen, die ons 8 minuten verblijd met heet water voor $5. Wat een luxe. Daarna beginnen we aan de 119km lange weg naar Milford Sound, een weg die we later weer terug moeten rijden. Het is al vrij laat, maar er zijn onderweg 8 DOC campings, dus keus genoeg. We hebben bijna geen water meer, dus we vullen eerst de tank en flessen met helder rivierwater en zoeken dan een leuke camping uit. We kiezen de vierde camping, Mackay Creek,

waar Ro pasta kookt terwijl ik eindelijk even tijd heb om te beginnen met het uitzoeken van de foto’s van South Australia en New South Wales. Waarom loop ik toch altijd zo ontzettend achter? En het uitzoeken van 1.200 foto’s is geen pretje en ondertussen zijn er ook al zo’n 700 foto’s in Nieuw Zeeland gemaakt. Maar die bewaar ik voor morgen.

Uitgegeven: NZ$ 13 (€8)

Zaterdag 9 november worden we tussen de met sneeuw bedekte bergen wakker, met het zonnetje op onze auto. Wat willen we nog meer? Het is hier zo adembenemend mooi, dat het vaak niet eens meer tot me doordringt. Bergen bedekt met sneeuw is iets waar wij geen ervaring mee hebben, want we zijn nog nooit op wintersport geweest en zoeken meestal de warme landen op, niet de koude. Dus we hebben geen idee of je dit soort uitzichten ook in Oostenrijk, Zwitserland of waar dan ook in Europa kan hebben, maar voor ons is het nieuw. En we zijn zwaar onder de indruk van de sneeuw/ijs op de bergtoppen, de honderden en honderden watervallen, smal en breed, maar allemaal komen ze van grote hoogte naar beneden en de groene landschappen om ons heen hier in het dal. De kabbelende kraakheldere blauwe riviertjes die langs ons op kronkelen, terwijl we niet weten of we links of rechts moeten kijken.

 We rijden de laatste 70km naar Milford Sound en stoppen op elk uitkijkpunt, bekijken elk riviertje en meertje en komen langzaam dichterbij. Dan zijn we bij de Homer Tunnel. We zijn de enige auto en rijden de donkere lange grottunnel in. We hebben geen idee hoe lang die is en het is donker en klein binnen. We komen geen andere auto’s tegen en de wanden lijken zo uit de berg gehakt, niks netjes afgewerkt. Ik doe mijn best mezelf te negeren tot we licht aan de andere kant zien. Opgelucht haal ik adem, terwijl we de dikke mist aan de andere kant inrijden. Wat een verschil: van mooi weer in dichte mist en een beetje regen. We rijden de laatste 20km naar Milford Sound. We hadden bedacht de cruise morgenochtend te doen, omdat ze ’s ochtends het goedkoopste zijn, maar na wat geïnformeerd te hebben blijkt de camping aan deze kant heel duur en verwachten ze voor vanmiddag een beetje regen, maar morgenochtend bijna stormachtig weer. We boeken de cruise voor 15:15 uur bij Jucy Cruise, omdat Ro dan voor half geld mee mag, omdat deze bij onze camperverhuurder hoort. En het maakt ook niet zo heel veel welke boot we nemen, ze doen allemaal hetzelfde rondje naar de Tasman Sea. We moeten nog 2 uur wachten en maken een wandeling en lezen wat. Daarna lopen we terug naar de haven en stappen even later aan boord.

Er zijn maar een stuk of 15 toeristen op de grote boot, dus we hebben plek zat. De heenweg is stervens koud, met een koude harde wind op ons gezicht. Maar we weigeren binnen te gaan zitten. Eenmaal bij de Tasman Sea draaien we om en lijken langzamer dezelfde route terug te varen. We hebben wind mee, dus het is nu een heel stuk aangenamer. Het uitzicht blijft geweldig en we stoppen bij de zeehonden en varen onder een waterval.

De honderden watervallen vanuit de bergtoppen maken het geheel af. De tocht duurt anderhalf uur en we vonden het de $ 97 (€59) zeker waard. Het is niet zo dat je andere dingen ziet dan we al vanuit de auto zagen, maar je beleeft het weer eens op een andere manier. We lopen terug naar de auto en rijden terug richting tunnel. Maar eerst stoppen we halverwege bij Chasm Walk, vanwaar we naar een bijzondere waterval lopen, die onder ons doorloopt en zich een weg door de rotsen heeft gewerkt. Erg mooi. Als we terug zijn bij de parkeerplaats, zien we daar de meest intelligente papagaai ter wereld: de kea. EINDELIJK!  Overal stonden de afgelopen dagen bordjes dat je ze niet mag voeren, maar wij zagen ze nergens. En we snappen nu ook waarom die bordjes er staan, want deze vogels zijn niet bepaald bang en proberen iedereen over te halen ze te voeren. De grote groene vogel vliegt op de auto’s en trekt rubbers los. Als een oude vrouw uit haar auto stapt is hij alvast op haar dak gaan zitten en probeert in haar tas te komen, waardoor de vrouw nogal van hem schrikt. Iets uit je auto pakken is ook lastig als het dier mee naar binnen wil. En wegjagen is amper een optie, want erg onder de indruk is hij niet van haar ge-ssshh en wilde armbewegingen.

 

Als we ons eindelijk weg hebben gerukt en verder willen rijden, zien we dat er nu 2 zijn. Even overwegen we weer uit te stappen, maar besluiten toch verder te rijden. Als we vlak voor de tunnel zijn, waar de mist nu gelukkig helemaal weg is, zodat we kunnen zien wat we hier vanmorgen gemist hadden, stoppen we langs de weg. Daar blijken ook 3 Kia’s te zijn, die pontificaal op onze auto gaan zitten en gevoerd wensen te worden. We geven uiteraard niet toe, maar dat maakt ze alleen maar meer opdringerig en ze volgen ons op de voet. We zien dat we vanaf hier voor het eerst daadwerkelijk de sneeuw in kunnen lopen, zonder een ijskoude rivier door te moeten lopen of een hoge berg te moeten beklimmen. We klauteren over de zeer losse rotsen omhoog, tot we bij een groot veld vol sneeuw aankomen, dat van de toppen is komen vallen. We spelen even in de sneeuw, terwijl de zon ons enigszins warm houdt.

En de klim omhoog helpt daar ook in mee! Dan gaan we snel weer naar beneden. De 3 vogels waren steeds achter ons aangevlogen, maar vonden de sneeuw blijkbaar niet zo leuk, want nu zijn ze verdwenen. We rijden het laatste stuk omhoog en verdwijnen de donkere tunnel weer in. Nu ik weet hoe lang de tunnel ongeveer is, gaat het veel sneller en is het niet eng meer. Aan de andere kant rijden we weer verder langs de bergen, rivieren, sneeuw en watervallen. De eerste camping na bijna 40km bevalt niet helemaal, omdat het zo druk is, maar de 2e heeft nog een mooie plek over. Helaas parkeert 2 uur later een grote camper direct naast ons, als we net naar bed zijn. Ach, blijkbaar hebben die mensen behoefte aan wat gezelschap.

Uitgegeven: NZ$ 122 (€73)

 

Zondag 10 november rijden we pas om half 11 weg van de camping. We zijn de laatste, maar het regent al de hele ochtend en we vinden het wel gezellig in ons campertje. Buiten is het grauw en grijs. We zijn blij dat we gisteren de cruise hebben gedaan en niet vandaag! We nemen afscheid van de zandvliegen, jagen de laatste naar buiten of slaan ze dood, rijden rustig de laatste 80km terug naar Te Anau, terwijl we ons kapot krabben van de jeuk. Nee, die vliegjes gaan we niet missen. In Te Anau doen we nog wat inkopen en rijden terug naar de douches. Ja, we weten het, we hebben 45 uur geleden nog gedoucht, maar het was zo lekker warm en tja, een extra douche hebben we ook wel eens verdiend. Wie weet wanneer de volgende weer is? Daarna rijden we naar Queenstown. We zien nu weer groene weilanden vol schapen, koeien en herten, maar de mooie met sneeuw bedekte bergen zien we nog steeds op de achtergrond. Als we halverwege stoppen voor een pauze begint het weer te regenen en het stopt niet meer. Als we in Queenstown aankomen is het weer droog en we wandelen door het gezellige stadje. Ik wil erg graag een paardrijdtocht maken in deze omgeving, maar vind het moeilijk een goede stal uit te zoeken uit een folder en wat informatie van een toeristenbureau. We boeken nog niks en na een uurtje besluiten we op zoek te gaan naar een camping. Er zijn 2 DOC campings in de buurt en op goed geluk nemen we Moke Lake camping, omdat je daar naar toe langer van de weg afrijdt en over gravel. Meestal kom je dan in mooiere gebieden. En alsof het zo had moeten zijn, blijkt “Ben Lomond Horse Treks Ltd” direct aan de camping te liggen. We gaan meteen een kijkje nemen en de eigenaresse leidt ons rond. We helpen nog even met een groep rammen van het terrein te verdrijven en maken een afspraak voor morgen. We mogen om 9 uur komen als het mooi weer is, maar als het nog bewolkt is, dan is het ook prima als we voor de 12 uur tocht komen. Tegen die tijd moet het zeker opgeklaard zijn. Ondertussen worden we alweer gestoken door de zandvliegen, die dus helaas ook in deze regio voorkomen. Gelukkig zijn het er hier lang niet zoveel en ziet je auto er niet blauw van, als je de deur 2 seconden open hebt.

Uitgegeven: NZ$ 34 (€20)

 

Maandag 11 november zijn we om 8 uur wakker, maar het is zeer grijs en bewolkt. Om half 9 is er een piepklein beetje blauw te zien, maar als dat nog niet veel beter is geworden om kwart voor 9, is het duidelijk dat we deze rit overslaan. Om half 12 loop ik even naar de meisjes toe en ze gaan zorgen dat onze paarden om 12:30 uur voor ons klaar staan. Vol ongeduld staan we om kwart over 12 naast “onze” paarden te wachten op de 3e persoon die ook mee gaat rijden. Dit blijkt een oudere man te zijn die een grote Belgische knol onder zijn kont krijgt. Daar val je met de beste wil van de wereld niet vanaf! Wij krijgen ieder een mooi, iets kleiner, paard en beide zijn vroeger racepaarden geweest. Mijn Tikker is 5 jaar oud en Ro’s Dan 6 jaar. Normaal laten ze iedereen op een western zadel rijden, maar ik geef de voorkeur aan een gewoon zadel. Tikker kan geen western zadel dragen, dus wordt hij niet vaak bereden en zijn ze blij dat hij nu weer eens met mij mee kan. Het is een lief paard, dat niet echt wil luisteren. We moeten achter elkaar rijden en ik rijd direct ahter de gids, dan Ro en als laatste de man op de knol genaamd Ben. Als Ben opeens besluit terug te lopen, kan zijn berijder hem niet aan en gaat onze gids naar hem toe. Uiteindelijk neemt ze hem maar aan het touw mee, zodat ik voorop rijd. Tikker was niet gediend zo lang te moeten wachten en het kost me moeite hem stil te houden. Maar nu hij voorop mag is hij helemaal blij. We rijden door riviertjes, één keer zo diep dat mijn voeten het water raken en tussen de bergen door.

Het is maar een tocht van anderhalf uur, van mij had het dagen mogen duren. Ro vindt het ook erg leuk en zeker voor herhaling vatbaar. De gids vraagt als we bijna terug zijn of ik nog even met haar over het veld wil gaan draven (en galopperen) en hoe graag ik ook wil, ik ben toch nog een beetje bang. De laatste 3 keer dat ik gereden heb (9, 11 en 13 jaar geleden) waren geen groot succes en de angst zit er toch nog een beetje in. En nu deze tocht zo goed ging, wil ik het niet verpesten. Misschien beter om te wachten tot de volgende keer, wat, als het aan ons ligt, niet zo lang meer zal duren. Helaas is zo’n tocht wel erg duur ($80, €48 p.p.), waardoor we niet direct nog een keer kunnen gaan. We nemen afscheid en rijden terug naar Queenstown. Daar doen we nog wat boodschappen, gooien de alweer lege tank vol benzine, kopen nieuwe gasflesjes en rijden pas rond 16:30 uur de stad uit. We willen eigenlijk wel tot minstens Wanaka komen vandaag en nemen de korte route door de bergen. De helft qua afstand, wellicht 2x zo lang in tijd. Maar heel mooi! Eenmaal in Wanaka bekijken we het stadje vanuit de auto en rijden er weer voorbij. We zoeken naar een plekje om wild te kamperen, maar overal staat dat dat verboden is. Het begint een beetje irritant te worden dat je nergens kan wildkamperen en altijd maar een camping moet nemen. Niet dat ze zo duur zijn, maar toch. Niet ver buiten de stad is een DOC camping die nu $7 i.p.v. $6 p.p. kost, maar we besluiten toch maar te blijven. Het is al 18:30 uur. We lezen nog even in het zonnetje voordat Ro een paar boterhammen met omelet maakt (en zijn gigantische hoeveelheid worstje bakt), terwijl ik de foto’s ga uitzoeken.

Uitgegeven: NZ$ 325 (€195)

 

Dinsdag 12 november rijden we pas rond 10:30 uur weg. We rijden verder richting de Franz Josef Glacier en de Fox Glacier, waar we vandaag of morgen willen aankomen. Onderweg stoppen we vaak op uitkijkpunten om te genieten van het uitzicht en de watervallen en bij de Blue Pools maken we de wandeling om ze te bekijken. Het is ondertussen lekker warm weer en de lange broeken en truien worden weer ingewisseld voor iets luchtigers. We stoppen bij een waterval voor de lunch en rijden daarna door richting Haast, via de Haast Pass. In Haast tanken we maar weer vol en rijden door richting Fox Glacier. Ongeveer 30km voor het dorp stoppen we op een DOC camping, maar als we daar een half uur zijn heeft Ro het al helemaal gehad met de zandvliegen. Ik zit in de auto, waar het een sauna is, maar Ro wil daar niet inzitten. Maar buiten wordt hij lek geprikt. We besluiten door te rijden naar Fox Glacier om daar spray te kopen om die beestjes van je af te houden. Het is al 18:00 uur geweest als we daar aankomen, maar de supermarkt is nog open en we kopen een fles insectenrepellant. Daarna lopen we alle “winkels” af waar ze helicoptervluchten naar de gletsjers aanbieden. We vergelijken de prijzen en komen tot de ontdekking dat wat we willen doen, veel te duur is. We willen het blauwe ijs gaan bekijken, maar dat is alleen gegarandeerd met de helihike, waarbij de helicopter je hoog op de gletsjer afzet en je daar een paar uur kan rondkijken voor je weer wordt opgehaald. Heel erg gaaf, maar het kost $ 399 p.p. (€240). Een andere optie is een scenic flight over de gletsjer of over beide gletsjers of zelfs inclusief Mount Cook &  Mount Tasman, maar ook dat is veel te duur. Dan maak je wel een sneeuwlanding, boven op de berg, maar dat is midden in een grote ijsvlakte met de bergtoppen om je heen, dus niet bij het blauwe ijs. De goedkoopste optie is één gletser met landing voor $ 199 (€120) per persoon. Dan vinden we de enige vlucht die niet land in de sneeuw en alleen de scenic flight maakt voor € 99 (€60). In beide gevallen ben je 10 t0t 12 minuten in de lucht, alleen voor $100 meer mag je dan nog 8 minuten door de sneeuw lopen. We weten echt niet wat we moeten doen en besluiten er een nachtje over te slapen. De dichtbijzijnste gratis camping is 25km verderop en daar hebben we eigenlijk geen zin in. Want morgenvroeg willen we hier weer zijn. Dus besluiten we maar weer eens een echte camping te nemen. Het kost $ 34 per plek, maar na een beetje aandringen mogen we de auto ook ergens aan de zijkant zetten, zodat we geen stroom hebben, en daarmee $4 uitsparen. We parkeren de auto direct tegen de keuken aan en stoppen onze spijkerbroeken en handdoeken en dergelijke in een wasmachine. Normaal wassen we met de hand, maar het probleem in Nieuw Zeeland is dat je je was niet droog krijgt. En hier zijn ook drogers! Dus na 45 minuten stoppen we de was in de droger, die het geheel enigszins droog krijgt. Niet helemaal, maar beter dan normaal. Ondertussen bakken we pannenkoeken, die erg goed zijn gelukt!

Uitgegeven: NZ$ 122 (€73)

Woensdag 13 november rijden we pas tegen 11 uur van de camping af. We rijden direct naar de Fox Glacier, die je alleen met gids op mag lopen (vanaf $179, €110). Maar je kan wel zelfstandig (en gratis) naar de onderkant van de gletsjer lopen. We parkeren de auto op de parkeerplaats en wandelen in een half uur naar boven. Het laatste stuk is behoorlijk steil, maar het uitzicht is het absoluut waard. We staan ongeveer 80 meter voor de onderkant van de 12 kilometer lange gletsjer, maar omdat de Fox Glacier een bocht heeft, kunnen we niet de hele 12 kilometer zien. Maar het massieve ijs/sneeuwblok dat zich heel langzaam naar beneden verschuift (dat kun je niet zien hoor) is zo ook al indrukwekkend. We blijven een hele tijd kijken en proberen ons voor te stellen hoe groot het is. We hebben een plaatje gezien van deze gletsjer waarin de Eiffeltoren is ingetekend, om een idee te geven van de grootte en dat was maar een heel klein dingetje op deze ijsvlakte.

Na een hele tijd daar gestaan te hebben, lopen we weer naar beneden. We weten nu ook wat we gaan doen: de helikoptervlucht zonder landing op de sneeuwvlakte bovenaan. De landing is ons het geld niet waard en het gaat er toch om dat we een keer in een helikopter hebben gevlogen en dat we de gletsjer beter kunnen zien. We rijden terug naar het dorp en boeken de vlucht om 14:00 uur. Het is net 13:00 uur geweest, dus we gaan eerst lunchen. Om kwart voor 2 melden we ons in het kantoor en krijgen we een korte veiligheidsuitleg. Daarna rijdt ze ons en een Australische moeder en dochter naar de helikopter. We hebben er zo’n zin in! De helikopter komt net terug met andere toeristen en even later mogen we instappen. De moeder en dochter lopen voorop en gaan achterin zitten, tot onze grote opluchting, want nu mogen wij voorin! Ik kruip op de middelste stoel en Ro komt naast me zitten. We zetten de koptelefoons op en even later stapt de piloot in. En dan gaan we omhoog. Het is veel minder schokkend dan we ons hadden voorgesteld en we glijden door de lucht. Normaal vind ik vliegen erg eng, maar dit is veel te leuk om eng te vinden. We vliegen over weilanden richting de bergen. We nemen een omweg, zodat je de gletsjer langzaam aan voor je op ziet komen. We vliegen over de weg die we net gereden hadden en over het pad dat we net beklommen hadden. Maar waar we net voor het hek moesten stoppen, vliegen we nu door. We vliegen laag over de ijsmassa en het is fenomenaal. We vliegen de hoek om en hierachter is het nog veel mooier. We zien het blauwe ijs en de gigantische spleten in het ijs. Tientallen meter diep zijn de geulen. Zo mooi! Als we helemaal bovenaan zijn zien we de sneeuwvlakte met de bergen om ons heen. Hier zouden we voor 8 minuten geland zijn, als we meer hadden betaald. Maar nu draaien we om en vliegen weer langzaam naar beneden. Op een heel mooi punt maakt de piloot glimlachend een draai om zijn as, wat op zichzelf al een geweldig gevoel is in de helikopter, maar met het uitzicht helemaal super is. We denken dat dit niet in het programma hoort, want hierdoor zijn we ruim 12 minuten in de lucht i.p.v. 10 minuten. De terugweg gaat vlugger, want hij neemt de kortste route. Het landen is ook veel soepeler dan we hadden verwacht en dan zitten deze geweldige, maar erg dure, 10 minuten erop.

 

Maar we hadden het absoluut niet willen missen! Wat een ervaring! We doen nog even wat inkopen en rijden dan in een half uur naar de Franz Joseph Glacier. Deze gletsjer is beroemder dan de Fox Glacier waar we net bij waren, maar we hadden begrepen dat op dit moment de Fox er mooier bij ligt. Maar we willen de Franz Joseph Glacier natuurlijk ook niet missen en parkeren de auto onderaan. Vanaf hier is het drie kwartier lopen naar de onderkant van de gletsjer. Deze wandeling is zo totaal anders dan die van vanmorgen. Nu moeten we eerst een stukje door een regenwoud en komen uit in een gigantisch dal waar je het pad naar de gletsjer ver voor je uit ziet slingeren. Hier en daar lopen nog wat toeristen en we kunnen zien waar het eindpunt is. Maar dat is toch nog zeker 2 kilometer verderop. Van de bergwanden om ons heen komen watervallen naar beneden en naast ons kabbelt een ijskoud wit riviertje. Het is een mooie wandeling en verbazingwekkend warm. Het zal wel tegen de 20 graden lopen. De Franz Joseph Glacier is wel recht, waardoor we de gehele lengte van de gletsjer kunnen zien. We kunnen tot 200 meter voor de gletsjer komen.

Deze is ook erg indrukwekkend en we hadden ook graag een helikoptervlucht hier willen maken, maar helaas, dat is in ons budget geen optie. Maar we vinden het ook helemaal niet erg, want dit is al geweldig genoeg. We blijven een hele tijd zitten en lopen daarna door de lange vallei terug naar de auto.

We rijden het laatste stukje naar Franz Joseph Village, slaan nog wat meer boodschappen in en rijden weer verder. Het is al laat, maar we willen alvast een eindje op weg zijn naar het noorden. De eerste DOC camping vinden we niet zo leuk en eigenlijk willen we gewoon bushcampen. We gaan er vanuit dat dat hier best mogelijk is. Dus rijden we verder. Als we na zo’n 50 km een afslag zien, rijden we daarin. We blijken een Nationaal Park in te rijden en nemen weer een zijweg. Daar is een mooi stukje gras in het zonnetje, waar we de auto parkeren. Het is een hele mooie plek en omdat de zon hier pas om 20:30 uur onder gaat, hebben we nog anderhalf uur zon. Vlak voor zonsondergang gaan we naar bed en niet veel later horen we een mug. We slaan hem dood en lezen nog even verder. Maar als we willen gaan slapen horen we wel wat meer muggen. We doen de lamp aan en het plafond ziet zwart van de muggen. Als een gek slaan we ze dood en na vele minuten slaan is het gezoem opgehouden. Opgelucht gaan we weer liggen, maar na een minuut of 20 is er weer veel gezoem. Ik doe de lamp weer aan en het plafond ziet weer zwart van de muggen. Verschrikt checken we alle ramen en deuren, maar alles is potdicht. Zuchtend slaan we ze weer allemaal dood. En een half uur later is de auto weer gevuld met muggen. We snappen er niks van. We spuiten ons en de ventilatorroosters van de auto vol met anti-muggenspul, waardoor we meer onszelf vergassen dan onze nachtelijke gasten, maar het helpt niks. Elke keer als we er weer tientallen hebben vermoord, zijn er 10 minuten later weer een heel stel nieuwe bij. Ik word stapelgek van het gezoem de hele tijd. En we hebben het zo heet onder de deken, maar elk stukje huid dat uitsteekt kan geprikt worden. En we kunnen geen raam openen, al denken we niet dat er dan meer muggen naar binnen komen. We snappen niet hoe ze binnenkomen en hebben alles al afgedekt, maar ze blijven komen. Pas ergens na 3:00 uur vallen we ondanks het gezoem toch in slaap.

Uitgegeven: NZ$ 213 (€128)

Donderdag 14 november begint de dag met het wegjagen van de muggen. We vermoeden dat we er minstens 300 in de auto gehad hebben en het plafond, de zijwanden, de gordijnen en ons bed ziet zwart van de lijkjes. Ondanks de korte nachtrust voelen we ons niet al te slecht en terwijl de muggen zich overdag niet laten zien, nemen de zandvliegen hun plaats in. En die zijn bijna nog erger dan de muggen, want zandvliegen bijten direct, terwijl we ieder maar één of twee muggenbeten hebben opgelopen. Maar de zandvliegen zoemen niet zo irritant. We blijven maar niet te lang hangen en rijden weer verder. Bij de afslag naar de Arthur’s Pass hebben we nog steeds niet besloten wat we gaan doen. Rijden we door de pass naar de het oosten en via de oostkant omhoog? Of rijden we alleen naar Arthur’s Pass en het Nationale Park en draaien we daarna weer om en rijden via de westkant omhoog? Of slaan we Arthur’s Pass over en blijven we aan de westkant? Pas op de kruising nemen we de beslissing de pass over te slaan. De foto’s leken 2 weken geleden zo geweldig, maar nu zien we eigenlijk alleen maar landschap op de foto’s die we in de afgelopen 2 weken al zo veel meer hebben gezien. Dus waarom zouden we daar honderden kilometers voor omrijden? We rijden dus rechtdoor richting Greymounth & Westport. Ergens halverwege tussen Greymounth & Punakaika stoppen we bij een uitkijkpunt en houden daar een half uur tot hooguit drie kwartier pauze. Als we weer verder willen, start de auto niet meer. Ro was vergeten de lampen uit te doen en nu is de accu op. En uiteraard heeft zo’n huurauto geen startkabels en het merendeel van het geringe verkeer dat hier rijdt zijn ook huurcampers, dus die hebben ook geen startkabels. We houden een paar auto’s staande, maar niemand heeft startkabels. We vinden het erg vervelend zo afhankelijk van een ander te zijn. In onze Impi en zelfs in onze nog naamloze Australische Toyota, hebben we alles om volledig zelfbehoevend te zijn. Maar nu kunnen we niet eens een lege accu zelf oplossen. Ro besluit naar een huis te lopen een eind verderop langs de kust en terwijl ik bij de auto wacht, stopt er een ouder Amerikaans echtpaar op de parkeerplaats. Ze hebben ook geen kabel en vinden het vervelend mij niet te kunnen helpen en stellen voor hulp vanuit het volgende dorp te sturen. Als Ro even later terugkomt, zijn ze er nog. Ro was bij een hotel geweest en die man kon niet weg omdat er gasten kwamen, maar stelde voor naar het huis 2 huizen terug te gaan. Het Amerikaanse stel geeft Ro graag een lift en niet veel later zijn ze alle drie MET startkabels weer terug bij mij. De startkabeleigenaar had ook gerust even mee willen rijden, maar de Amerikanen vonden het ook geen probleem onze auto te starten, dus kwamen ze weer terug. De auto is in minder dan een seconde gestart en het stel wil zelfs de kabel terugbrengen, omdat dat toch op hun route ligt en niet op de onze. We bedanken het stel dat het blijkbaar erg prettig vond ons te kunnen helpen. Niet dat we ooit twijfelen dat je onderweg hulp krijgt als je dat nodig hebt, want vrijwel iedere auto die we aanhielden stopte en vond het vervelend dat ze ons niet aan startkabels konden helpen, maar dat je toch steeds weer mensen tegenkomt die net iets extra’s doen voor je, is toch wel weer heel prettig. We rijden weer verder langs de kust naar het noorden. Onderweg stoppen we bij de “Pancakerocks & Blowholes” in Punakaiki, waar we een bijzondere rotsformatie bekijken waarbij pannenkoeken van steen in hoge rotsen zijn opgestapeld in de oceaan en op het land.

We rijden nog een stuk verder, parkeren de auto ergens langs de kant van de weg en terwijl Ro nog een kleine wandeling gaat maken, werk ik de foto’s nog even bij.

Uitgegeven: NZ$ 106 (€64)

Vrijdag 15 november rijden we al snel langs een goudmijn, waar we besluiten te stoppen. Vóór de ingang is  een oude man bezig hout op te ruimen met een machine en hij ziet ons niet naar binnen rijden. Maar eenmaal binnen kun je het entreegeld van $10 p.p. ook in een brievenbus duwen en dan kunnen we naar binnen. We zijn de enige personen binnen en we dwalen door de vele uitgehakte grotten, over de spoorlijn en door de tunnels. Het is indrukwekkend hoeveel rots er is weggehaald. Beneden staat een groot rad en hele oude schuurtjes/huisjes met nog wat hele hele oude gebruiksvoorwerpen.

 

 Als we een hele tijd hebben rondgedwaald zijn we weer terug bij de ingang, waar net een Frans stel van middelbare leeftijd aan komt rijden. De oude man komt er ook aanlopen en is verbaast ons te zien. Hij had ons helemaal niet zien aankomen. Maar als we vertellen dat we al een rondje hebben gemaakt, vraagt hij of we toch nog geïnteresseerd zijn in de uitleg en dat zijn we uiteraard. We lopen met z’n vieren met hem naar binnen en hij blijkt de achter achter kleinzoon van de man te zijn, die deze goudmijn ooit begonnen is. Zijn over overgrootvader is hier steenrijk geworden. Het goud dat hier nog steeds gevonden wordt, is alleen te vinden in poedervorm. Er zijn geen grotere stukjes gevonden dan het poeder. Dat komt door de werking van het water van de oceaan en het goudpoeder is in de lagen terechtgekomen en versteend. Stukken rots worden uitgehakt en verpulverd met het rad. Daarna wordt het goud er met behulp van Mercury tussenuit gehaald en door verhitting krijg je het goud en de mercury weer gescheiden. Daarna wordt het goud gesmolten en tot klompjes weer afgekoeld. Het is een lang en zwaar proces. De oude man woont hier zelf naast en zijn zoon ook. Ze bekostigen hun levensonderhoud deels door de toeristen die toegang betalen, maar voor het grootste deel door het goud dat ze vinden. Zijn zoon is op dit moment in Duitsland op vakantie, wat hij geheel bekostigd heeft door een paar weken in de mijn goud te zoeken. De oude man verteld zo levendig, vrolijk en enthousiast, dat ik niet begrijp dat de 2 Fransen er zo ongeinteresseerd bij staan. Waarschijnlijk is hun Engels te slecht om het te volgen, maar om er dan constant zo onbeleefd doorheen te gaan praten tegen elkaar, dat slaat nergens op. Na een tijdje praat de man bijna alleen nog tegen ons. Als hij een bergje ijzerpoeder op mijn hand legt en Ro vraagt een meter afstand te nemen, houdt hij de magneet onder mijn hand en kijkt me vol verwachting aan. Ik voel niks. Hij vraagt of ik het tot in mijn elleboog voel en een beetje ongemakkelijk zeg ik dat ik niet zo heel veel voelde. Hij legt er meer ijzer bij en terwijl hij de magneet eronder houdt wacht hij op mijn reactie. Ik moet blijkbaar iets voelen, maar ik weet niet wat. Ik zeg maar dat ik iets voelde tot halverwege mijn onderarm en hij vraagt wat ik dan voelde. Ik weet echt niet wat ik moet antwoorden en zeg dus maar dat ik niet weet hoe ik dat in het Engels moet omschrijven en hij lacht. Hij legt aan Ro uit dat er een elektrische scheut door mijn arm ging en ik ontken maar niks. Hij kijkt me aan en zegt dat mijn huid en huidskleur niet laten zien dat ik een ijzertekort heb, maar omdat ik het niet zo sterk voelde, heb ik dat waarschijnlijk wel. Ik vermoed dat ik helemaal geen ijzer in mijn lijf heb, want ik voelde echt helemaal niks! Maar ik zeg maar niks. Hierna onderbreken de Fransen ons abrupt en willen ze gaan rondlopen. Opgelucht dat ze weg zijn vragen we door over de goudmijn, het leven hier vroeger en wat ons maar te binnen schiet. Het is zo interessant en we wisten niet dat het nog een echte (wellicht kleine) industrie is. De man verteld ons ook dat als we zo naar de zeehondenkolonie gaan, dat er daar op het strand grootschalig naar goud wordt gezocht. Als al onze vragen zijn beantwoord nemen we afscheid, neem ik me voor ijzertabletten te kopen en rijden we verder naar het noorden, naar de zeehondenkolonie. En inderdaad zijn ze daar op het strand aan het werk. Als hij niet had verteld dat ze goud zochten, zou ik dat nooit gedacht hebben.

We wandelen omhoog om uiteindelijk bij een uitkijkpunt uit te komen, vanwaar we de zeehonden kunnen zien.

Er zijn er niet zo veel zichtbaar, misschien uiteindelijk bijna 20, maar ze zijn wel lekker actief. Ze vechten, spelen, springen over rotsen, ontwijken de grote jongens zeer ingenieus of lopen er per ongeluk tegenaan om met veel kabaal het water ingejaagd te worden. Erg grappig om naar te kijken.

 

Daarna wandelen we weer terug en rijden verder naar het noorden. We rijden via Westport, waar we nog wat boodschappen doen en de auto voltanken, verder naar het noorden. Nu we toch de Arthur Pass overslaan, kunnen we wel 140km naar het noorden rijden voor de Oparara, waarna we de 140km weer terug naar Westport mogen rijden. Als we bij Karamea aankomen is het 15:00 uur en we vinden het te laat nu nog naar de Oparara te gaan. Er is een DOC camping, 15km buiten de stad, maar als we daar naartoe willen zien we een soort camping achter een sportveld. We besluiten even te vragen wat het kost en het blijkt de goedkoopste gewone camping tot nu toe te zijn. Voor slecht $16 (€10) mogen we blijven. Dat is goedkoper dan de DOC plus de extra benzinekosten! We parkeren de auto op het grasveld, lezen een boekje en als ik ’s avonds laat nog een uitgebreide douche neem, kom ik fris en fruitig de douche uitgelopen. In de woonkamer zit een oude man van 85 jaar naar de tv te kijken, die loeihard staat met, wat later blijkt, zijn zoon en kleinzoon. De oude man begint met een vreselijk lastig accent snel tegen me te praten en stopt daar niet meer mee. Ik sta naast de tv en kan hem sowieso al amper verstaan. Als ik de helft begrijp is het veel. Maar ik merk al snel dat het echt niet uitmaakt of en hoe ik reageer, dus dat scheelt. De mannen blijven stoïcijns tv kijken, terwijl ik bedenk hoe ik hier in hemelsnaam weg kom. Elk verhaal dat hij afrondt eindigt met een vraag of ik weet hoe het komt dat ……… En uiteraard schud ik dan nee en dan begint een nieuw verhaal. Zo verteld hij veel over de kerk en dat hij niet met mensen om kon gaan die naar de andere kerk gingen, al was het het zelfde geloof. En als dat verhaal was afgelopen dan vroeg hij in dezelfde ademhaling of ik wist hoe zijn vrouw frigide was geworden en als dat verhaal was afgelopen vroeg hij me of ik wist hoe zijn familie de 2e wereld oorlog had overleefd. En daarna vroeg hij of ik wist dat hij een keer een vrouw had gekust van een andere kerk en het ging maar door. Na 15 minuten ben ik tot de conclusie gekomen dat dit niet op een aardige manier afgekapt kan worden (mijn steeds langere blikken op de tv hebben totaal geen zin) en midden in een zin, ik heb geen flauw idee waar hij het over heeft, zeg ik dat ik mijn haren moet gaan kammen en loop weg. Lachend kom ik bij de auto aan en vertel Ro het hele verhaal, die nu niet zo goed meer durft te gaan douchen. De damesdouches hebben zowel een ingang door de woonkamer als één waardoor je direct buiten bent, maar Ro kan die bij de mannen niet vinden. Hij durft het risico niet te nemen om ook naar binnen te gaan en besluit morgenochtend maar te gaan douchen.

Uitgegeven: NZ$ 125 (€75)

Zaterdag 16 november gaat Ro eerst douchen en er is inderdaad geen achteringang. De oude man slaapt blijkbaar nog. Daarna doen we rustig aan en rond 10:30 uur rijden we richting de Oparara Basin. De laatste 14km zijn over een smal onverhard pad waar geen campers op mogen. We vragen ons af of de grote campers bij ons op de camping dat wisten, voordat ze de 120 km naar hier hadden gereden. Onze auto is klein genoeg en we rijden door over de slingerweggetjes. We rijden eerst helemaal naar het einde, waar we de Crazy Paving Cave en Box Canyon Cave gaan bekijken. Vooraan staat een bord met informatie waaronder dat de spin die hier woont beschermd is. De spin ziet er al behoorlijk griezelig uit, maar als ik een foto zie waarbij je een hand ernaast zie, blijkt de spin minstens zo groot te zijn als je hand. En de grotten zijn aardedonker. We hebben een zielige zaklamp bij waarvan de batterijen bijna op zijn en mijn 2 ergste angsten (kleine ruimtes en spinnen) worden weer eens samengevoegd. Voetje voor voetje schuifel ik naar voren, alles afspeurend zodat ik niet ineens te dicht bij zo’n spin sta. Maar gelukkig zien we er geen één.

Als het te donker en te krap wordt draaien we om en gaan we naar de andere. Bij de tweede grot kan ik op een gegeven moment de smalle lichtsttrook van de ingang niet meer zien en als het ook hier smaller en lager wordt, draaien we ook maar om.

Ik vind dat ik al dapper genoeg ben geweest. Terug bij de auto rijden we een stukje terug en beginnen aan de wandeling van 20 minuten naar de Oparara Basin. Maar het is hier erg mooi, dus we stoppen vaak en het duurt wel wat langer.

De Oparara Arch is een natuurlijke limestone boog van 37 meter hoog en 200 meter lang. Daarachter ligt een Honeycombe Hill Cave, een gigantische grot die aan beide kanten open is waar een rivier doorheen stroomt.

We klimmen en klauteren en nemen daarna nog een soort van bospaadje langs de grot op die ons er deels omheen brengt. Uiteindelijk is het onmogelijk te zien waar het “pad” heengaat, is alles te overwoekerd en klimmen we weer terug. Daarna lopen we op ons gemak terug naar de auto. We rijden terug naar Karamea en gelijk door naar Westport. Daar tanken we weer vol, doen nog wat boodschappen en rijden de stad weer uit, naar het oosten. We willen zowel naar Abel Tasman NP als de Marlborough Sounds, maar voor het eerst voelen we de tijd dringen. We kunnen de bootticket wel een dag later doen, maar dat willen we niet. We vinden 11 dagen al te kort voor het Noord Eiland, dus dat mogen er geen 10 worden. We kunnen ze beide bezoeken, maar dan zien we het echt maar in vogelvlucht en dus besluiten we Abel Tasman over te slaan en direct naar Marlborough te rijden. De gehele tijd in Nieuw Zeeland hebben we nooit enige tijdsdruk gevoeld, we hebben niks sneller (of langzamer) gedaan om die boot te kunnen halen, dus vinden we het nu ook niet erg iets over te slaan. De gratis camping van DOC ligt direct aan de T-splitsing waarbij de ene weg naar Abel Tasman gaat en de andere naar Marlborough, dus we hebben nog de halve avond (het is al 19:45 uur als we hier aankomen) en nacht om ons te bedenken.

Uitgegeven: NZ$ 121 (€73)

Zondag 17 november zijn we niet van gedachten veranderd en draaien we al vroeg de auto richting het oosten. Het landschap is weer zoals het de eerste week ook was (behalve de zeegezichten, want we zitten nu midden op het eiland). Er zijn weer meer schapen en we zien zelfs weer een paar alpaca’s. En dan begint het wijngebied, vol met druivenstruiken. Via Blenheim rijden we naar Picton, de stad waar we overmorgen de boot naar het noord eiland zullen nemen. In Picton zien we naast de supermarkt en het tankstation (waar we weer de auto volgooien) een internethokje. Deze dingen zijn zo handig en zien we niet vaak genoeg. We parkeren naast het tankstation en hebben voor 1GB snel gratis internet. Ik werk de website van Australië bij, tot de accu van de laptop op is. Daarna rijden we Marlborough Sound in. Het is een mooie route, met uitzicht op de oceaan en allemaal eilandjes en bootjes. Jammer dat het zo bewolkt is, waardoor het er een beetje ongezellig uitziet. We stoppen bij de Aussie DOC camping en parkeren achteraan. Het is niet koud, dus we lezen een boekje buiten, terwijl een eendenechtpaar ons om brood blijft smeken. Uiteraard kunnen we ze niet weerstaan. Rond 21:00 uur is het donker en uiteraard liggen we dan alweer in bed. Er is weinig anders te doen.

Uitgegeven: NZ$ 64 (€38)

Maandag 18 november rijden we rond 10:30 uur dieper de Marlborough Sounds in. We rijden een heel eind, tot we een leuk plekje zien, waar we een tijdje pauzeren. Het is direct aan het water, in een baai, met mooi uitzicht.

Als we weer verder rijden, rijden we weer terug richting Picton. Onderweg komen we nogmaals langs een (ander) gratis internetpunt en daar maak ik de website af. Daarna rijden we naar Picton, doen nog wat inkopen en zijn al een stukje op weg naar een DOC camping als het vreselijk begint te regenen. We hebben niet veel regen gehad in Nieuw Zeeland en zeker niet overdag. Maar dit is een vreselijke storm. We besluiten terug naar Picton te rijden en een “echte” camping te zoeken, zodat je binnen kan koken en zitten. Als we er één gevonden hebben, zetten we de auto dicht bij de keuken en de wasruimtes. Omdat ik een heel irritante hoofdpijn heb ontwikkeld kruip ik maar onder de dekens met een goed boek en blijf daar de rest van de middag en avond. Ro bakt alleen nog wat tosti’s binnen en houdt mij gezelschap.

Uitgegeven: NZ$ 48 (€29)

Dinsdag 19 november rijden we om 8:55 uur de camping af. We moeten om uiterlijk 9:30 uur inchecken bij de boot, maar als we daar aankomen krijgen we te horen dat de boot vertraging heeft. We hoeven pas om 10:15 uur in te checken, dus we rijden terug Picton in. We internetten nog even, voordat we weer terug rijden. We sluiten achter een rij auto’s aan en wachten nog een half uur voor we de boot op mogen.

We lopen naar boven en settelen onszelf aan een tafeltje met een mooi uitzicht. De zijwanden zijn van glas en we zitten precies naast een lange gang naar de andere kant van het schip, zodat we aan beide kanten naar buiten kunnen kijken. Als we goed en wel zitten begint de boot te varen en verlaten we het zuid eiland.

Uitgegeven: NZ$ 0 (€0)

Het zuid eiland van Nieuw Zeeland vinden we erg mooi. Het landschap is vaak erg dramatisch en overweldigend. Vooral in het zuidwesten. Soms wordt een geweldig mooi landschap dat zich honderden kilometers hetzelfde voordoet wel een beetje saai, maar het blijft mooi. We zijn heel benieuwd naar het noord eiland.

De helikoptervlucht was misschien kort, maar wel een geweldige ervaring. We hadden beide nog nooit in een helikopter gezeten en wilden dit erg graag een keer meemaken. Het is zeker voor herhaling vatbaar. Net als het paardrijden; dat vonden we ook erg leuk.

We hebben 3.055 kilometer op het zuid eiland gereden. Dat is zo’n 310 liter benzine, wat neerkomt op bijna $ 700 (€ 420). Daarnaast hebben we € 425 uitgegeven aan de vliegtickets om hier te komen, € 907 voor de camperhuur en € 147 voor de overtocht met de boot. We hebben niet veel betaalde activiteiten gedaan, wat voor een groot deel komt omdat de meeste bezienswaardigheden gratis waren. Zelfs als er allerlei faciliteiten gemaakt zijn, zoals (verhoogde) wandelpaden, uitkijkpunten, informatieborden en dergelijke, dan nog is het gratis. Het enige natuurverschijnsel waarvoor we hebben betaald was de “cathedraal” op het strand ($10). We hebben 2 musea bezocht ($14), de pinguïns bekeken ($40), de cruise over Milford Sound gemaakt ($98), paardgereden ($160) en de helikoptervlucht gemaakt ($198) en een goudmijn bezocht ($20), wat samen $ 540 (€ 325) heeft gekost. Overnachtingen hebben € 162 gekost en de rest, € 376, is opgegaan aan de supermarkt en dergelijke. In totaal hebben we op het zuid eiland van Nieuw Zeeland $ 4.598 oftewel € 2.762 uitgegeven. We verwachten dat het noord eiland goedkoper wordt, aangezien de vluchten, de camperhuur en de oversteek reeds zijn betaald.

© Copyright - Fundisa Weddings | Iris Diekstra, e-mail: iris@fundisa-weddings.nl, telefoonnummer 06 3308 1443 (ook WhatsApp)