IMPI’s ADVENTURES

Reisverhalen

Australië: Northern Territory

Zondag 23 februari rijden we, 49 kilometer na Urandangi, verlaten we Queensland en rijden we het Northern Territory in. We genieten echt van deze omgeving, dit is wat we mooi vinden. De camera klikt vrolijk door, terwijl we de afgelopen 6 weken amper foto’s hebben gemaakt, hooguit als we een mooi dier zagen. Nu willen we alles wel fotograferen.

 

Opeens staan we stil voor een riviertje dat over de weg stroomt. Overal in Australië staan langs de lage gedeeltes op wegen een meetlat, zodat je kan zien hoe diep een eventuele overstroming is. Maar niet hier. Het lijkt niet zo diep, maar we weten natuurlijk ook niet hoe modderig het erin is. Het water stroomt niet al te snel. Meerdere mensen hebben ons verhalen verteld over reizigers die vast kwamen te staan met hun auto in zo’n riviertje in de outback en bij het uitstappen werden gegrepen door een krokodil. Ik durf er dus niet in te lopen om te zien hoe diep het is. De stenen die ik erin gooi verdwijnen helemaal, dus dat zegt nog steeds weinig. We besluiten het maar gewoon te doen. Het gaat soepel en het water is misschien 30 cm diep. Binnen no-time zijn we aan de overkant. Een paar honderd meter stroomt er weer een rivier over de weg. Deze is veel breder, dieper en sneller. We hebben echt geen idee of we dit wel moeten doen. Maar 240 km terugrijden klinkt ook niet zo leuk. We besluiten dat we niet voor niks een 4×4 hebben en het er maar op moeten wagen. Er gaan andere bandensporen in en de enige auto die we zijn tegengekomen was er net wellicht ook doorgekomen.

Ro rijdt er rustig maar gestaag in. Het water komt tot boven de banden en het opspattend water tot onder mijn raam. Dit is veel te diep! Maar we blijven doorrijden en we steken uiteindelijk de 20 meter brede rivier over. De auto doet niks raars, dus wellicht hebben we heel veel geluk gehad. We rijden verder en na een paar kilometer dient riviertje nummer 3 zich aan. We beginnen ons nu echt te ergeren aan de mevrouw van het informatiecentrum die zeker wist dat we nergens water tegen zouden komen. En terwijl we dit riviertje bekijken, zien we honderd meter verderop nog een riviertje op de weg glimmen. We balen, maar terug lijkt geen optie. Deze ziet er veel minder wild en hoog uit dan de vorige, dus we wagen het er maar weer op. Zonder problemen komen we aan de overkant en ook het 4e riviertje is simpel. We trekken weer op en rijden verder, hopende dat er over 500km, vlak voor we de snelweg naar Alice Springs opdraaien, niet een grote rivier over de weg stroomt waardoor we de hele 800 km terug moeten. En dan zien we onze eerste Red Kangaroo in het wild!

Dit zijn wat mij betreft de mooiste kangoeroes. Ze zijn helaas erg bang en rennen hard weg als we in de buurt komen rijden. We zien 5. Ook zien we heel veel vogels die we nog nooit eerder hebben gezien. Als we bij de T-splitsing aankomen, links terug naar Queensland, rechts naar Alice Springs, moeten we toch eerst 4 km terug richting Queensland. Daar is namelijk het plaatsje Tobermorey en de camping. Na 3 km slaan we een zijweg in, maar na een paar honderd meter stroomt er een rivier over de weg. We besluiten dat risico niet voor een camping te nemen, zeker niet met zoveel wild kampeer mogelijkheden. We hadden alleen graag wat (betere) informatie over de nog te nemen route willen krijgen. We rijden nu over de Plenty Highway (grote naam voor een zandweg) naar het westen. Dit is de weg die volgens het informatiecentrum veel gebruikt wordt, ook door roadtrains. Ja vast! We rijden door een dip in de weg, die bedoeld is om water over te laten steken en kunnen ons niet voorstellen dat een roadtrain daar doorheen kan, of dat in ieder geval niet prettig zal vinden. We zien helemaal niemand. Ik begin een beetje bang te worden dat we de enige op deze weg zijn. Het is nu ongeveer 5 uur, maar omdat de zon pas over een uur onder gaat, is stoppen nog niet echt aantrekkelijk. De vliegen gaan pas na zonsondergang weg en tot die tijd is buiten je auto komen synoniem aan gillend gek worden. Waar je ook stopt, binnen anderhalve minuut hebben ze je gevonden en ze komen (denken wij) op lichaamssappen af. Ze willen dus vooral in je ogen, neus en mond kruipen. En dan niet één, maar 10 tegelijk. De rest, ongeveer 150 stuks, is ondertussen de rest van je lichaam aan het verkennen. Als je met je ogen dicht een vlieg uit je neus probeert te trekken en daarbij een scheldwoord gebruikt, maken 2 andere van de gelegenheid gebruik om je mond in te kruipen. Ro heeft, na 536 km rijden, niet zo veel zin meer. Dus ga ik nog een eindje rijden. Alleen op de dag dat we de auto hebben gekocht, heb ik er in gereden (ongeveer 70km) en vandaag dus weer. Ik rij zo’n 60km over de zandweg en heb er veel lol in. Het is soms lastig een goed spoor te vinden, maar het gaat lekker. We komen niemand tegen. Als de zon laag begint te staan, zoeken we een zijweg. Je zou zeggen dat je overal kan slapen, maar door de regen kan de grond verraderlijk zijn en ineens in een soort drijfzand veranderen. Dus willen we op een zijweggetje staan. We stoppen naast een windmolen die een pomp aanhoudt die op zijn beurt het water uit een grote plas pompt. We trekken snel de netjes over ons hoofd tegen de vliegen. Zolang ze niet op je hoofd zitten is het leven een stukje aangenamer. We wachten ongeveer een halt uur tot het donker is en dan zijn de vliegen verdwenen. We maken een paar boterhammen in het donker en gaan naar bed. Ongeveer een uur later rijdt er een auto langs en ik ben erg opgelucht dat we toch niet de enige op deze weg zijn.

Uitgegeven: $ 0 (€0)

Maandag 24 februari word ik wakker als de lucht van zwart in kleur begint te veranderen. We hebben, zoals altijd, met de deuren open geslapen en ik kijk precies op de zonsopkomst uit. Het is adembenemend en de kleuren extreem. Voor de zon goed en wel te zien is, zijn de vliegen ook al wakker en begint het druk in de auto te worden. We ruimen snel op, nemen een doos crackers mee en beginnen te rijden. Het is 7 uur. We moeten nog 160km tot het volgende bewoonde punt waar een tankstation en een camping is. We zien onderweg weer een stuk of 4 Red Kangaroos en voor het eerst sinds tijden laten we de airco uit en rijden we met de ramen open. Het is hier niet meer benauwd en dus hebben we geen machine nodig die het vocht uit de lucht houdt. Na 160 km draaien we de zijweg op en 500 meter later rijden we een verlaten “dorp” in. Er staat één pompstation, een “huis”, een paar schuren, een wc/douche blok en een stuk grond met picknicktafels waar “camping” boven staat. We zien niemand. We zijn weer op zoek naar informatie over de weg die komen gaat, maar we vinden geen mens. We rijden maar weer verder. Sinds het “tankstation” is het wasbord begonnen. Bij het informatiecentrum in Mount  Isa had Ro gevraagd of het de weg veel corrigation had en de vrouw verzekerde ons dat het een goed onderhouden weg is, zonder wasbord. We zijn niet meer zo te spreken over deze vrouw die in het sprookje gelooft dat dit een goed onderhouden en druk bezochte weg is, terwijl wij door elkaar worden geschud, zonder dat we een mens tegenkomen. Na een kleine 100 km na het “tankstation”, oftewel na 260 km vandaag rijden, zien we een auto langs de kant van de weg staan. Er staan vijf Aboriginals op de weg en een oude oma zwaait ons tot stoppen. We hebben eigenlijk alleen maar slechte verhalen gehoord over de Aboriginals die in centraal Australië wonen, maar we denken er niet over om door te rijden. We stoppen en de vrouw vraagt of we een wielmoersleutel hebben. Natuurlijk. We zoeken het ding erbij en lopen naar de auto. Ze hebben een gewone oude personenauto en daar zitten ze met 5 volwassen en 2 kinderen in. De uitlaat is er tijdens het rijden onderuit gevallen en heeft daarmee één band volledig kapot getrokken. Alleen krijgen ze die band er niet af. Ze hebben veel gereedschap bij, maar de bouten zitten zo vast, dat ze er geen beweging inkrijgen. Ze staan hier al sinds gisterenmiddag. De auto die ons vannacht voorbij is gekomen, is hier vanmorgen vroeg, net vóór zonsopkomst langs gekomen en toen lagen ze nog ongemakkelijk in het zand, zonder deken, te slapen. Ze waren te laat bij de weg. Onze moersleutel is langer en het lukt om de bouten los te draaien. Het reservewiel gaat eronder en ze verzekeren ons dat ze nu wel thuis komen, 60km verderop. Ze waren in Alice Springs geweest en vertellen ons dat we één keer door het water moeten, maar dat is hooguit 15cm diep. Zij hebben het ook gedaan, dus ons moet het ook lukken. Het gebied eromheen is modderig en glibberig, maar dat is alles. Ze bedanken ons voor de hulp en waarschijnlijk zijn zij het ook niet met de vrouw in Mount Isa eens dat dit een druk bezochte weg is! We rijden weer verder en 10 km later komen we onze eerste rijdende tegenligger tegen. Mochten de Aboriginals toch nog problemen met de auto hebben, dan komt er weer nieuwe hulp aan. We rijden nog 50km naar het volgende tankstation, maar hebben geen reden om die zijweg in te slaan. Een paar km later stoppen we om wat te eten te maken en koffie te zetten. We zien dat onze rechterachterband een beetje zacht is, maar we kunnen er nog op rijden. En terwijl we daar stil staan komt er een tegenligger langs en worden we ingehaald door iemand die achter ons reed. Het begint toch nog druk te worden. Na nog eens 50km later, als we nog zo’n 90km te gaan hebben tot de snelweg, begint opeens het asfalt. We zijn zo blij met dit onverwachte gladde wegdek. Het gehuts en gekluts is voorbij! Bij het laatste tankstation rijden we de zijweg weer in, omdat we de band willen laten oppompen. Het blijkt een echt dorp te zijn en we zien vele huizen en vele Aboriginals. Maar geen bandenpomp. De band is slechts een heel klein beetje ingedeukt, dus we besluiten maar weer verder te rijden. Dan rijden we tegen wegwerkzaamheden aan en moeten we heel lang wachten, voordat we door een veiligheidsauto langs de walsmachine op worden begeleidt. Het is hier druk met mensen en machines en op het laatste stukje komen we nog meer werkers tegen. Na 439 km rijden komen we op de Stuart Highway uit en slaan we af naar het zuiden, naar Alice Springs. En 68 km later rijden we Alice Springs in. Bij het bord stoppen we om foto’s te maken en worden we belaagd door vliegen.

Onderweg hadden we al bedacht dat we misschien wel een hotelkamer heel goedkoop kunnen krijgen, omdat dit het laagseizoen is, want we hebben een beetje genoeg van de vliegen. We rijden langs een caravanpark met ook cabins en besluiten te vragen wat een cabin kost. Maar als ik de auto uit ben en zoek naar een medewerker, komen er geen vliegen op me af. Als ik de man eindelijk vind, vraag ik hem of ze hier geen vliegen hebben en hij vraagt me of ik die graag zou willen? Nou nee, niet echt. Hij verteld dat er hier wel vliegen zijn, maar niks zoals in de bush. We besluiten dan maar gewoon te kamperen, want met een paar vliegen kunnen we wel leven. Het is een beetje duur ($30), maar goedkoper dan een kamer. Het is ongeveer 15:30 uur als we de auto parkeren. We openen de achterkant en de hele keuken is rood van het stof. We wassen alles af en maken alle verpakkingen, kastjes en bekleding schoon. Daarna spoelen we onze kleren uit, want die zijn ook rood. Binnen een half uur is alles weer droog. Heerlijk die droge warmte. We snappen nog niet zo goed waarom Alice Springs in februari gemeden moet worden, want wij vinden dit een verademing na de kust. Ja, het is best heet, maar niet benauwd en daardoor prima uit te houden. Als alles schoon is, kookt Ro het eten, terwijl ik dit verslag schrijf. Na het eten ga ik even op bed liggen, omdat ik moe ben en ik val in slaap (nog voordat de zon onder is). Ik slaap 12 uur achter elkaar door. En Ro doet ook zijn best en slaapt 11 uur. We hebben dan ook 1.100 km gereden in 32 uur. En 3.000 km in de afgelopen week. Ik wil eigenlijk niet weten wat dat aan diesel heeft gekost.

Uitgegeven: $ 30 (€20)

Dinsdag 25 februari word ik heerlijk uitgerust wakker, vlak na zonsopkomst. Onze buurman vraagt of we wakker zijn en ik roep van wel. Hij komt naar me toe en zegt dat onze band plat is. Hij geeft ons zijn pomp en vertrekt naar zijn werk. Het is nog een beetje te vroeg om de motor te laten draaien, dus lezen we wat. Na een uur zet Ro de motor aan en pompt de band op. Daarna ontbijten we rustig aan en schrijf ik verder aan dit verslag. We denken dat we anderhalf uur te laat uitchecken, maar realiseren ons dan dat we een half uur terug in de tijd zijn gegaan en dus is het pas 11 uur als we wegrijden. We rijden Alice Springs in en gaan eerst op zoek naar iemand die de band kan maken. Bij een garage wordt de band voor $30 gemaakt en worden de andere 4 banden goed opgepompt. Ook kopen we een nieuwe watertank, want één van de twee is vanmorgen kapot gesprongen toen Ro deze van het dak haalde. Wellicht was het ding uitgedroogd door de zon. Daarna rijden we naar de bieb om wat mails te verzenden en we ontvangen de mail van de Australische overheid dat ik tot 31 juli mag blijven. Geen gestress meer dus, we hebben alle tijd. Daarna doen we boodschappen en lopen we het centrum in. Alice Springs is geen grote stad, maar ook geen klein dorp. Er wonen 27.000 mensen en nu in het laagste laagseizoen zien we meer Aboriginals dan blanken. Over een paar maanden, in het hoogseizoen, als de toeristen massaal binnenstromen, zal de verhouding wellicht 1 op 10 zijn. Tegen het eind van de middag gaan we op zoek naar een camping. We kunnen wel terug naar dezelfde, maar hopen een goedkopere te vinden. We willen nog niet de stad uit en richting Uluru rijden, want dan komen de vliegen weer. We vinden dit wel prettig. De 2e camping kost $28 en we besluiten te blijven. Het is een heerlijk koele avond, maar ik voel me een beetje ziekig. Ik ga vroeg naar bed en slaap weer erg lang. Midden in de nacht word ik wakker van Ro die “boe” in mijn gezicht roept. Ik kijk hem een beetje versuft aan en zie hem een beetje versuft naar mij staren. Hij had gedroomd dat hij mij liet schrikken en het “boe” roepen ging blijkbaar hardop, waarbij hij ons allebei had wakker gemaakt. Ik moet hard lachen en denk dat we nooit meer in slaap komen, maar niet veel later slapen we weer verder.

Uitgegeven: $ 139 (€92)

Woensdag 26 februari begint het na zonsopkomst te regenen. We pakken alles in en rijden rond half 9 weg. Op de parkeerplaats van de bieb controleert Ro de mails en dan besluit ik hier te blijven om de website bij te werken, terwijl Ro gaat tanken, brood en melk koopt en wat schroeven. Als hij na anderhalf uur mij op komt halen, zit ik koud en zielig voor de deur van de bieb. Deze gaat om 10 uur open en Ro komt mij om 9:50 uur weer ophalen. En het internet gaat pas om 10 uur aan. Om de één of andere duistere reden kan ik wel emails ontvangen en versturen en Facebook bekijken, maar ja, dat heb je ook wel gezien na anderhalf uur. We verlaten Alice Springs met een volle tank. Ik had verwacht dat de diesel hier wel $2 zou kosten, maar het was maar $1,82. Dat is nog steeds $0,22 meer dan gemiddeld, maar niet slecht. Ro heeft er 104 liter in kunnen gooien. Bij het verlaten van Alice Springs is het droog, maar de lucht is grijs en volledig bewolkt. Na 20 minuten zien we in de verte wat blauwe lucht en na anderhalf uur laten we de laatste wolkjes achter ons. Het is de rest van de dag stralend blauw. Na 200 km ofzo stoppen we bij een Aboriginal Art Studio en kijken wat rond. Met een ijsje lopen we naar buiten en rijden verder. Een paar uur later stoppen we bij een nog niet zo lang geleden doodgereden kangoeroe. Haar buidel is uitgerekt en groot en ze had dus duidelijk een baby. Er hangt een soort navelstreng uit de baarmoeder, wat haar uitrekbare tepel is. We vermoeden dat iemand de baby eruit heeft getrokken, terwijl de baby de tepel vast bleef houden. Maar zekerheidshalve zoeken we de omgeving af voor het geval de baby ergens rondloopt. We vinden de baby niet en rijden weer verder. Na 435 kilometer komen we aan bij het resort van Uluru. We boeken 2 nachten op de camping a $ 36 per nacht, maar krijgen er dan een derde nacht gratis bij. We parkeren in de schaduw en maken wat te eten. Om 17: 30 uur rijden we het Uluru –Kata Tjuta National Park in, waarvoor we $ 25 per persoon moeten betalen. We rijden naar het eerste uitkijkpunt vanwaar we de zonsondergang gaan bekijken. Omdat Uluru vaak van kleur veranderd, zeker tijdens de zonsopkomst en –ondergang, zijn de uitkijkpunten zo gemaakt dat je de zon in je rug hebt. Je ziet dan de zon zelf niet, maar de kleuren op de rots. Er zijn hier, in tegenstelling tot op de camping, wel veel vliegen en het wachten duurt daardoor best lang. Bij aankomst stonden er al zo’n 10 auto’s, wat wij al veel vonden, maar tegen de tijd dat de zon onder gaat is het behoorlijk druk. We hadden niet verwacht dat er nog meer idioten waren die in februari, midden zomer, de woestijn in gaan, maar blijkbaar zijn wij nog geen uitstervend ras.

 

De zonsondergang om 19:13 uur is mooi en daarna rijden we terug naar de camping. We vallen al snel in slaap.

Uitgegeven: $ 328 (€217)

Donderdag 27 februari staan we om 4:30 uur op en rijden we om 5 uur het park in. We willen vandaag de andere rots bekijken, maar daarvoor moeten we eerst 50km rijden. We stoppen bij het zonsopkomst punt en lopen naar boven. Het is ondertussen niet meer pikdonker, we kunnen de contouren van zowel Kata Tjuta (oftewel The Olga’s) als van Uluru (oftewel Ayers Rock) in de verte zien. De zon komt naast Uluru op, die daardoor in het donker blijft,

 

terwijl Kata Tjuta mooi rood oplicht.

Na een uur lopen we teug naar de auto en ontbijten daar. Dan rijden we verder naar Kata Tjuta. Kata Tjuta is niet, zoals Uluru, één grote massieve steen, maar zijn meerdere stenen bij elkaar. Daardoor kun je er tussendoor lopen. Er is een wandeling uitgezet, genaamd “Valley of the Winds Walk” van 7,4 km. We besluiten deze te proberen. Je mag deze wandeling uiterlijk 11 uur starten, maar wij beginnen om 8:10 uur. We lopen naar het eerste uitkijkpunt, terwijl het nog aangenaam qua temperatuur is. Vanaf daar dalen we af naar de droge rivierbedding en klimmen daarna weer omhoog. De wandeling wordt aangegeven als “difficult” maar eigenlijk valt het wel mee.

Het loopt alleen wat lastig, omdat het pad uit losse rotsen en stenen bestaat. We klimmen naar boven voor het 2e uitkijkpunt, vanwaar we een mooi uitzicht over het dal hebben. Daarna beginnen we aan de laatste 5 km. Rond 10 uur begint het wel warm te worden, maar het is nog wel goed uit te houden. Het is een hele droge warmte, wat veel prettiger is dan die benauwdheid aan de kust. Het is ongeveer 35 graden. We wandelen rustig aan. Dan zien we in de verte een kangoeroe wegspringen. We kunnen haar niet goed zien. Een kilometer later staat er, na een bocht, ineens een kangoeroe op het pad. Ze is net zo verbaasd om ons te zien als wij haar, zodat ze niet eens echt weggaat. Ze springt wat van ons weg en blijft even naar ons kijken.

En het bijzondere is dat ze een Euro is. Tijdens onze tijd bij Uralla hebben we met meerdere Euro’s gewerkt, zoals Max, Rosie, Takka en mijn favoriete Euro Tessa May. Maar we hebben er nog nooit één eerder in het wild gezien. We zijn dan ook erg blij met deze ontmoeting. Als ze wegspringt lopen we weer verder, klimmen weer uit het dal omhoog en lopen via het 1e uitkijkpunt terug naar de auto, waar we rond 11 uur aankomen. We hebben geen fut meer om de Walpa Gorge te bekijken, bovendien begint het te heet te worden. We rijden terug naar het resort, en stoppen bij de supermarkt. Tot onze verbazing zijn de prijzen hier niet echt hoger dan in Alice Springs. In de vriezer vinden we een kangoeroestaart.

Tja, de kangoeroe gehakt dat we soms vinden is al niet bepaald geliefd bij mij, maar om nou zo’n staart tussen de frietjes en bevroren doperwten te zien, dat vind ik helemaal  onprettig. We bekijken alle winkeltjes hier en rijden terug naar de camping, waar we gelijk in het zwembad duiken. De rest van de middag lezen we en ik val zelfs even in slaap. Het waait de hele dag en nacht zo lekker door, dat het voor het eerst sinds maanden aangenaam is om overdag in de auto te liggen. Normaal is het echt geen optie om overdag te slapen en hier, waar het vreselijk heet zou moeten zijn, kan dat wel. Parkwachters vertellen ons dat dit niet normaal is voor de tijd van het jaar. Normaal gesproken zou het nu 10 tot 15 graden warmer moeten zijn. Er was pas geleden 2,5 centimeter regen gevallen, wat de reden is van al het groen en de bloemen. De wildflowers horen hier in april te zijn, niet in februari. We hebben dus echt heel veel geluk. We hadden ook nooit kunnen denken dat we überhaupt een wandeling zouden gaan maken in het park en dat kan nu dus wel.

Uitgegeven: $ 10 (€7)

Vrijdag 28 februari rijden we om 5:45 uur het park in. We hoeven nu maar 20km te rijden naar de verste zonsopkomst uitkijkpunt van Uluru. We wandelen naar boven en zien langzaam aan de rots rood kleuren. Ook nu hebben we de zon in onze rug.

Als de rots helemaal in het zonlicht ligt, rijden we er naartoe. Er zijn diverse wandelingen bij de rots, maar ze zijn allemaal heel kort (1/2 tot 2 km) of  je kan helemaal om de rots heenlopen, wat 10,4 km is. De meeste mensen worden aan de ene kant door een tourbusje afgezet en aan de andere kant opgehaald. Die luxe hebben wij niet. Als we de auto parkeren, moeten we helemaal rondlopen. We besluiten het gewoon te doen. Het is pas 7:15 uur als we op de Mala carpark staan, dus we hebben nog even voor het te heet wordt. Ondanks dat deze wandeling 3 km langer is dan die van gisteren, staat hier maar 3,5 uur voor, die van gisteren 4 uur. Gisteren hadden we het in een goede 3 uur gedaan, dus we verwachten het nu ook wel binnen 3 uur te kunnen. De eerste 500 meter zijn erg mooi, direct langs de rots. Daarna wandelen we er met een grote boog omheen tot aan de andere kant. Deze 4 km zijn redelijk saai, midden in de zon, midden in de woestijn.

Als we op de helft zijn komt het pad weer vlak langs de rots te lopen en even later wordt het erg mooi met bomen. Dat duurt niet heel lang. Als we ongeveer 7 km hebben gelopen, zouden we er het liefst mee stoppen. We lopen nooit 10 km (zeker niet in de woestijn) en dit is wat ons betreft te veel. We weten dat we het heus wel gaan halen, maar het had een paar kilometer korter mogen zijn. Om kwart over 10 staan we weer naast de auto en duiken we er snel in, om weer vliegvrij te worden. De vliegen bij Uluru zijn veel erger dan bij Kata Tjuta. We rijden nog een keer om Uluru heen en dan terug naar de camping. We springen in het zwembad en geven onze voeten rust. ’s Middags besluit Ro naar de winkel te lopen en komt een drie kwartier later terug met de mededeling dat dat geen goed idee was. Het is te heet en zijn voeten zijn boos. Er rijden de hele dag gratis pendelbusjes rond, maar daar is hij dan weer te koppig voor. We eten vroeg en om 17:30 uur rijden we terug het park in, terug naar de plek waar we de zonsopkomst vanmorgen hadden gezien. We willen graag de zonsondergang naast Uluru zien. Ik ga op een bankje zitten met mijn boek en Ro loopt rond. Er komt een tourgroep bij mij, er wordt een tafel met toastjes en champagne klaargezet, en een ouder Amerikaans stel komt naast mij zitten. Eén van de gidsen begint uit te leggen hoe Uluru ontstaan is. Het is erg interessant en ik luister gretig mee. Ik heb honderden vragen, maar de tourgroep geen een, dus houd ik mijn mond maar. De Amerikaanse vrouw vraagt haar echtgenoot of hij niet nog een glaasje champagne kan halen. Haar glas is nog vol en hij kijkt haar vragend aan. Ze fluistert tegen hem dat het voor mij is en hij fluistert terug dat dat niet aan hem is om te bepalen. Hij gaat tussen ons in zitten en ze fluisteren nog een hele tijd door dat de gidsen mij iets aan zouden moeten bieden. Ik probeer heel druk in mijn boek te lezen en kan me niet voorstellen dat ze serieus denken dat ik het niet kan verstaan. Maar blijkbaar denken ze dat echt. Dan gaat de zon onder. Helaas is er geen enkel wolkje aan de lucht, waardoor de zonsondergang niet zo mooi is. Je hebt wolken nodig om de lucht roze, rood en/of paars te laten kleuren.

We rijden terug naar de camping, terwijl links van ons Kata Tjuta en rechts van ons Uluru nog paars kleurt. Het was absoluut de moeite waard om hier heen te komen.

Uitgegeven: $ 33 (€22)

Zaterdag 1 maart gaan we helaas weer verder. Onze parkpas is vandaag nog geldig, maar nogmaals naar Kata Tjuta rijden, zou 100 km extra zijn en dan halen we Alice Springs wellicht niet meer op deze tank. De diesel is hier veel duurder, variërend van $ 2,20 tot $ 2,50 per liter, terwijl Alice Springs $ 1,82 is (en daarvoor betaalde we meestal rond de $ 1,60). We doen nog wat inkopen en rijden dan 136 km terug in de richting van Alice Springs. Dan draaien we naar links en rijden in 167 kilometer naar Watarrka National Park. Daar vinden we de “Kings Canyon”. Rond 13:00 uur zijn we bij de eerste wandeling bij Kathleen Springs, maar ondanks dat het maar 1,3 km enkele reis is, stoppen we halverwege al en draaien we om. Het is gewoon te heet om midden in de zon te lopen. We rijden door naar het Kings Canyon Resort en boeken een nachtje op de camping. We hebben nog de hele middag om in het zwembad te liggen en te lezen. Aan het eind van de middag lopen we naar een platform, vanaf waar we de zonsondergang goed kunnen zien. De zon is weer achter ons, terwijl de canyon van  rood naar paars naar zwart veranderd.

 

Uitgegeven: $ 52 (€34)

Zondag 2 maart rijden we naar de Kings Canyon. Als we er bijna zijn, zien we opeens een dingo langs de kant van de weg. Het uitgemergelde dier loopt langzaam door, terwijl wij naast haar rijden. Ze stopt soms, wij stoppen ook en dan sjokt ze weer verder. Het is, zonder DNA onderzoek, onmogelijk om te zeggen of het een dingo is, of voor hoeveel procent. De meeste dingo’s zijn gemixt met de wilde honden. Maar ze lijkt in ieder geval op een dingo en wij zijn er tevreden mee.

Eindelijk een dingo in het wild. De dingo’s waarmee we bij Uralla mee wandelden, speelden en te eten gaven, mogen misschien blij zijn dat ze niet in het wild leven. Het is vast zwaar om hier te overleven. We rijden het laatste stukje naar de Canyon. Ondanks dat we vroeg zijn, rond 7 uur, en het nog lekker koel is, hebben we geen zin in de 4 uur durende wandeling over de bovenkant van de canyon. Deels omdat we geen zin hebben omhoog te klimmen, deels omdat je dan boven in de zon loopt en deels omdat onze voeten het ons niet zouden vergeven. We besluiten de wandeling door de vallei te maken. Het is ook erg mooi en slechts een paar kilometer.

Op de terugweg zie ik een mooie hagedis op een rots en Ro maakt er foto’s van. Het diertje is helemaal niet bang als de camera bijna tegen zijn snoet staat en dus ga ik er dichterbij voor een foto. Ik kan hem zelfs zachtjes aaien en nog gaat hij niet weg.

Als Ro zijn hand uitsteekt, springt hij toch maar weg. We lopen terug naar de auto en moeten nu besluiten welke route we gaan nemen. We kunnen doorrijden via de Mereenie Loop (waar we een permit voor moeten kopen), wat minstens 154 km van zeer slechte weg is, veel wasbord en helemaal vol losse stenen. Of we rijden 100 km terug en dan 100 km over een slechte wasbord weg, maar zonder stenen. Of we rijden de hele 167 km terug en slaan dan af op de weg die we op de heenweg ook hadden gereden. De laatste is alleen asfalt, maar 140 km verder dan de 2e optie. We besluiten de 2e optie te nemen. De weg blijkt slechter dan was aangegeven, maar we hadden al niet anders meer verwacht. Als deze weg  vele malen beter is  dan de Mereenie Loop, dan zijn we blij dat we die niet genomen hebben. Honderd kilometer wasbord is best lang, zeker met een roofrack dat niet zo vast meer zit. De laatste dagen heeft Ro het ding zo goed en zo kwaad als het kon weer vastgezet. De spoiler waarop het dakrek vastgeschroefd zit begint uit te scheuren. De Plenty Highway heeft dat veroorzaakt. De reden dat het roofrack op de spoiler zit, is omdat het anders boven ons dakraam zat en dat vinden we zonde. Op deze weg hebben we het hele rek leeggehaald en alles ligt in de auto, maar toch zijn we bang dat het verder uitscheurt. We zijn dan ook blij als we weer op de snelweg zijn. 130 kilometer later zijn we weer in Alice Springs en we halen gelijk een polyester/glasvezel kit. En voor de 7e nacht op een rij gaan we naar een dure camping. We vinden het vliegvrij zijn heel veel waard. We halen het roofrack eraf en Ro maakt de spoiler.

Uitgegeven: $ 79 (€52)

Maandag 3 maart ontmoeten we een Nederlands/Zwitser stel dat met hun Zwitserse auto door Australië aan het reizen is. Iggi en Hans hebben de auto van Rotterdam naar Sydney verscheept en zullen na een jaar Australië doorschepen naar Nieuw Zeeland en daarna naar Zuidelijk Afrika. Hun verhalen zijn te lezen op www.trans-geo.com. Het is leuk om weer eens “echte” overlanders tegen te komen, in plaats van de gebruikelijke sleurhut toerist. Ver na check-out time nemen we afscheid en rijden we naar de bibliotheek. Ik wil de website updaten over Queensland en wat mails beantwoorden. Daarna doen we nog boodschappen bij zowel de Woolworths als de Coles, zodat we bij beide de koopjes kunnen meenemen. En zoals altijd, na weken lang geen yoghurt gehad te hebben omdat die niet in de uitverkoop was, hebben nu beide winkels diverse soorten die bijna over datum gaan. Ik koop toch maar alles en mag de komende dag veel yoghurt eten. Vervolgens tanken we diesel. We hadden van Iggi een bon gehad waarbij we 4 cent korting per liter kregen bij de Shell en ze vertelde ook dat je daar, als je voor $20 in de Shell shop koopt, nog eens 10 cent korting per liter zou krijgen. We verwachten dat de Shell in eerste instantie veel duurder zou zijn, maar het kost hier ook $ 1,82, het goedkoopste tarief in Alice Springs. Terwijl Ro 110 liter tankt, bekijk ik wat we voor $ 20 kunnen kopen, want dan krijgen we $ 11 korting. Ik kies twee 1 liter flessen olie uit die zijn afgeprijsd van $ 30 naar $ 20. Ze kosten ons dus maar $ 9. Best een goede aanbieding. En dan nog $ 4,40 korting op de diesel zelf. Het wordt bijna goedkoop om te tanken. Bijna, maar helaas niet helemaal. Voor deze $ 190 zullen we Katherine net niet gaan halen (1.178 km) en Darwin al helemaal niet (1.499 km). Als we helemaal vol hadden getankt misschien wel, maar we hopen dat het in Tennant Creek of anders in ieder geval Katherine weer goedkoper zal worden. Daarna verlaten we Alice Springs en rijden we richting het noorden. Het is 1500 kilometer naar Darwin. Na ongeveer 150 kilometer rijden, knalt opeens de rechter achterband uit elkaar. Hij is niet een beetje stuk, het ding is echt finaal, door en door, compleet en absoluut kapot. Er was geen knal, het ding was gewoon ineens in stukken. Gelukkig kan Ro de auto rustig aan de kant zetten.

We beginnen met het reservewiel van de houder afhalen. Dit is de eerste keer dat we het ding nodig hebben en het schroefdraad waarop de band zit, is veel te lang om de wielmoersleutel te gebruiken. En met een tang komt er geen beweging in. Ro ramt met hamer en schroevendraaien, maar slaat alleen stukken van de bout, maar het ding draait niet. De enige optie is het schroefdraad inkorten en met ons kleine zaagje gaat Ro aan de slag. Zodra het ding korter is draaien we de bout makkelijk los. Het is, midden in de zon, met als enige schaduw de schaduw die een zwerm vliegen geeft, niet heel prettig werken. Als de band los is krikt Ro de auto op. Maar de krik gaat opeens niet meer hoog genoeg. Er liggen geen stenen, dus zetten we de krik op boeken. Als de auto hoog genoeg is, halen we band eraf en net als we de nieuwe erbij hebben, glijdt de krik van de boeken en zakt de auto in. De band houdt het geheel nog net genoeg omhoog om het nogmaals te proberen. En dan lukt het. De reserveband zit eronder en na 1 uur en 10 minuten rijden we weer verder. Het voelt niet prettig om zonder reservewiel verder te moeten, maar we hebben geen keus. Na 40 km komen we in het eerste “dorp” en daar hebben ze wel banden te koop, maar niet onze maat. We moeten nog bijna 200 km naar het volgende “dorp”. We hebben geen keus en rijden verder. We stoppen al na 15 kilometer, want het begint donker te worden. We parkeren op een rustplaats, waar nog 2 busjes staan. We eten een stokbroodje en kijken naar de mooie zonsondergang.

Uitgegeven: $ 250 (€162)

Dinsdag 4 maart zien we een mooie zonsopkomst en een uur later rijden we weg. We rijden voorzichtig en niet te snel, maar toch horen we het gevreesde geluid en zet Ro de auto aan de kant. Het is het reserve wiel. Het loopvlak van de band is volledig verdwenen en heeft in zijn enthousiasme het spatbord meegenomen en een deuk in de achterkant geslagen. Nou interesseert ons dat niet zo veel, maar het feit dat we geen reserveband hebben des te meer. Als Ro de verloren onderdelen gaat ophalen, bekijk ik de band. De band is volledig glad en lijkt op een binnenband, maar hij is nog wel vol lucht. Er is geen gat in gekomen.

Als Ro terug komt vraag ik of we hier op verder kunnen rijden. We weten het niet, maar we kunnen het net zo goed proberen. Ook deze band moeten we weggooien. Het grote voordeel is dat we slechts 15 kilometer van Wycliffe Well verwijderd zijn, de plek waar we naar onderweg waren. Met 20 km/uur rijden we langzaam door. De band houdt het verbazingwekkend goed en bijna een uur later komen we bij het tankstation/roadhouse/kampeerterrein (dit is het hele dorp) aan. De eigenaar blijkt echter geen banden te hebben, maar als hij onze band ziet is hij bereid zijn eigen 2e reserveband te verkopen. Het is niet helemaal de goede maat (we hebben zelf 275/70R16 en hij heeft een 225/70R16), maar we kunnen er mee rijden. Hij vraagt er $250 voor, maar als we aanbieden dat hij onze oude velg mag hebben, mogen we de band voor $ 200 meenemen. Het is wat aan de dure kant, maar het is niet alsof we een keus hebben. Als hij $400 had gevraagd, hadden we het waarschijnlijk ook moeten doen.

Alles hier is in UFO/alien stijl, dus we vermaken ons prima met wachten. Als de band er is, verwisselen we ze snel. Het is op zich best een mooie band, maar totaal anders dan de onze. We bedanken de man en rijden verder. Alleen  was het de bedoeling dat we hier een reserveband zouden kopen, maar die hebben we nu nog niet. We zitten dus met hetzelfde probleem als we weer een klapband krijgen. We hopen maar dat dat niet gebeurt, want hoe groot is de kans op 4 lekke banden in één week, na 6 maanden met nul lekke banden. Onderweg stoppen we nog even bij de “Devils Marbles”

en rijden dan verder naar Tenant Creek, waar we hopelijk nieuwe banden kunnen kopen. Eenmaal in Tenant Creek blijkt er één bandenverkooppunt te zijn. Het is een Bridgestone. Ro gaat het vragen, maar komt nadat ik hem diverse malen met een jongen heen en weer heb zien lopen, enigszins geïrriteerd terug. De jongeman is totaal niet behulpzaam en zoals Ro het begrijpt hebben ze geen 2e hands, van onze grote maat hebben ze maar één band a $ 290 en van de maat waar we er net één van hebben gekocht hebben ze we wel vier en die kosten $ 220. Ro moest elk beetje informatie eruit persen en weet eigenlijk nog niks. We besluiten toch even verder te zoeken. In de bibliotheek zoeken we op het internet of er ergens 2e hands banden worden aangeboden, maar de dichtbij zijnde is 689 km verderop. Wel zien we dat Bridgestone een aanbieding deze maand heeft waarbij je 3 banden betaald en de 4e gratis krijgt. We rijden toch maar terug en gaan deze keer het kantoor in. De vrouw daar is niet veel behulpzamer en geeft aan dat zij niet mee doen aan de Bridgestone aanbiedingen. Beetje raar. Dat zou hetzelfde zijn als de McDonalds in Nijmegen ineens zou besluiten om geen speeltje meer in de Happy Meal te stoppen, lijkt ons. Maar goed, we kunnen ze moeilijk dwingen. We vragen of ze ons de prijs van bepaalde banden kan geven waar ze folders van op haar balie heeft staan, maar die banden kent ze niet, heeft ze niet en staan niet in haar systeem. Als we vragen welke banden ze wel heeft voor onze auto, geeft ze aan dat ze dat niet weet. Dat moeten we maar met die behulpzame jongeman achter bespreken. Deze keer loop ik maar mee naar binnen, in de hoop dat dat hem iets behulpzamer maakt. En het werkt. Want opeens hebben we de keuze uit diverse banden. De banden die hij eerder aan Ro had gemeld blijken veel te klein te zijn voor onze velgen, dus die van $ 220 per stuk gaan niet door. Ik vraag gewoon over elke band die ik zie of die wel passen en wat de prijs is. Hij gaat het elke keer nakijken (de goedkoopste is $ 270), tot hij zelf op het geniale idee komt om aan te geven dat we ook wel een 2e hands band kunnen krijgen. Ro kijkt mij verontwaardigd aan, want eerder had de jongeman aangegeven dat ze geen 2e hands banden hebben. We lopen mee en zoeken met z’n drieën de hele stapel door. We vinden één band die bijna de juiste maat heeft (275/65R16). Dat zou moeten werken. De jongeman vraagt er $ 60 (€ 40) voor en daarvoor zet hij de velg erop, lijnt de band uit en zet het ding op de auto. De band is zeker niet nieuw meer, maar beter dan de andere 3 banden en kan volgens de jongeman nog wel 20.000 km mee. We vinden het allang best. Nu kunnen we met de kleine dure reserveband verder rijden op 4 even grote banden. En in Darwin kijken we wel verder naar nieuwe banden.

Opgelucht rijden we weer verder, maar niet voordat we 55 liter diesel bij hebben getankt, die hier nog steeds $ 1,82 kost. Na ruim 100 km rijden stoppen we bij een gratis kampeerplek, rond 16:00 uur. Het is heet en benauwd en er zijn redelijk wat vliegen. Nadat Ro koffie heeft gezet en gedronken, wil hij doorrijden naar de volgende plek, 200 km verderop, maar dat lijkt me een beetje te veel van het goede, want dan komen we pas na het donker aan. We besluiten toch maar te blijven. Als het bijna donker is verdwijnen de vliegen en we hebben zeker een half uur rust voordat de muggen verschijnen. Het is het beste half uurtje van de dag. De rest van de avond koelt het absoluut niet af, de luchtvochtigheid en benauwdheid is erg hoog en we kunnen echt niet slapen. De hele nacht liggen we te draaien en elke keer als je een klein stukje huid van onder de hete lakens laat glijden, wordt dit stukje huid volledig bedekt door muggen. We hebben de deuren open staan, want anders is het een sauna in de auto, maar daardoor hebben de muggen vrij spel. We liggen dus met hoofd en al onder de lakens te puffen. Als het alleen jeukende bultjes zou opleveren, dan had ik het wel voor over gehad om frisse lucht te krijgen. Helaas kunnen de muggen van Australië ook vreselijke ziektes overbrengen. De (illegale) muggen verdrijver die we steeds aansteken en de muggencrème helpen niet genoeg om ze op afstand te houden.

Uitgegeven: $ 367 (€241)

Woensdag 5 maart komt na een lange lange lange nacht de zon op. En tijdens dat half uur zijn zowel de vliegen als de muggen actief. We besluiten dat dit de laatste keer is dat we zo’n vreselijke nacht hebben gehad en als het moet, gaan we voortaan wel in kamers slapen. Maar het feit dat dat zeker $100 per nacht gaat kosten, is niet al te prettig. Maar een beter idee hebben we nog niet. We rijden snel verder en 570 km later zijn we in Katherine. Na zo’n lange rit doet mijn rug altijd erg pijn, dus we doen alleen snel wat boodschappen en zoeken een hotelkamer. Ze zijn eigenlijk veel te duur en we kunnen het ons niet veroorloven. Dan besluiten we een ventilator te kopen ($20, €13) en de tijd dat we hier in de tropen zijn op betaalde campings door te brengen met stroom. Dat is veel duurder dan dezelfde campings zonder stroom, die we soms nemen, maar met $30 – $40 per nacht, veel goedkoper dan een kamer. We rijden naar de enige camping die niet aan de rivier ligt, omdat we daar minder muggen verwachten. We sluiten meteen de ventilator aan en het is gelijk erg prettig.

Uitgegeven: $ 75 (€49)

Donderdag 6 maart worden we na een redelijk goed nacht uitgerust wakker. Tuurlijk is het niet zo fijn als een kamer met airco, maar klagen hoeven we niet. We zijn blij met de oplossing, al zullen we de komende paar weken wellicht elke dag $35 moeten uitgeven aan campings. We rijden terug naar de supermarkt voor wat meer boodschappen en als we terug komen bij de auto start deze niet. De 2e accu is op. We begrijpen niet hoe dat kan. Met wat moeite vindt Ro eindelijk iemand die ons wil helpen de auto met startkabels te starten en als ze samen onder de motorkap turen, komen de mannen aanlopen die daarvoor hadden geweigerd te helpen, omdat ze het te druk hadden. De auto start nog steeds niet en uiteindelijk belt de man een rijdende auto elektricien die er vrij snel is. De man kan niks raars aan de accu vinden, behalve dat ie bijna leeg is. Hij heeft speciale, hele dure, sterke startkabels en daarmee start de auto in één keer. Pas als we weer een aantal kilometers hebben gereden, bedenkt Ro ineens dat hij, voordat we de auto hadden geparkeerd, hij de inhoud van de grote tank aan het overpompen was naar de kleine. En dat was hij vergeten uit te zetten bij het parkeren. Dit zou automatisch moeten stoppen als de motor uit is, maar soms kunnen we ook de elektrische ramen blijven bedienen als de sleutel eruit is of blijft de sigarettenaansteker stroom geven. Wellicht is dat nu ook gebeurt en is de pomp aangesloten op de 2e accu. We zijn er vrij zeker van dat we de oorzaak hebben gevonden en dat is wel prettig, want nu hoeven we ons geen zorgen meer te maken dat het nogmaals gebeurt. We rijden ongeveer 150 km over de snelweg richting Darwin en nemen dan een omweg via een toeristische route.

Dit is een stuk leuker dan de snelweg en voor het eerst sinds Ayers Rock zien we weer walibi’s. We zien zelfs een lange dunne slang van de weg glibberen. Aan het eind van de 65km lange weg, vlak voor we weer op de snelweg komen, stoppen we bij een camping. Het is er goedkoop, slecht $ 27 met stroom ($15 zonder stroom), dus we blijven. We relaxen en kijken naar de ganzen en het onweer in de verte.

Uitgegeven: $ 95 (€62)

Vrijdag 7 maart rijden we de laatste 112 km naar Darwin. Het voelt als een mijlpaal. We hebben nu ongeveer 23.000 kilometer gereden in Australië in 4 maanden. Dat is gemiddeld bijna 200 km per dag. Dat is ver boven ons gemiddelde van onze reis door Afrika, waar we 60.000 km in 24 maanden hadden afgelegd, wat neerkomt op ruim 80 km per dag. Maar omdat het in Australië allemaal veel duurder is, is het goedkoper om sneller te gaan. We geven per dag wel meer geld uit, omdat we alleen al $40 per dag uitgeven aan diesel. Maar voorlopig blijven we dit tempo wel aanhouden, want zolang het midden zomer is hebben we toch geen zin om ergens op een camping te hangen. Het liefst rijden we de hele dag met de airco aan. In Darwin aangekomen kijken we wat rond, wandelen door het centrum, rijden door de buurt tot we er genoeg van hebben. We rijden de stad weer een stukje uit en gaan op zoek naar “nieuwe” 2e hands banden. Onze maat blijkt erg lastig te zijn en de enige die we vinden zijn 3 stuks van de grote maat (maar dan missen we de 4e band), of 2 stuks van de kleinere die er nu onder ligt (maar ook dan missen we de 4e). Het schiet niet op en we besluiten nog maar verder te rijden. De banden zijn nog niet versleten en kunnen wellicht nog 10.000 km mee. We rijden alleen nu op 3 asfaltbanden en 1 iets kleinere all-terrain band en dat is eigenlijk niet zo goed. We stoppen bij de 1e camping en rijden naar de plek. We hebben geen verlengsnoer, dus we moeten heel dicht bij de elektriciteitspaal staan. Maar dat ding staat meters van onze plek af. We rijden terug naar de receptie en vragen een plek direct aan een paal. Daar aangekomen blijkt dat niet zo te zijn, dus weer terug. We hebben nu een paar nummers mee, waar we zouden kunnen staan, maar daar mogen we van de man niet staan. We krijgen een ander nummer en de paal staat daar zo ver weg, dat je het ding amper meer kan zien. We hebben het helemaal gehad met deze camping en gaan terug om ons geld te halen en te vertrekken, maar dan geeft de man ons een verlengsnoer mee. Had hij dat niet eerder kunnen doen? We zetten de ventilator aan en Ro probeert de wielkast te maken die met het kapot gaan van de band kapot was geslagen.

Uitgegeven: $ 63 (€41)

Zaterdag 8 maart rijden we naar een groot winkelcentrum, waar we een tijdje rondkijken en boodschappen doen. Daarna doen we nog een laatste poging om banden te vinden, maar helaas. We vertrekken richting Kakadu National Park, maar zullen vandaag maar een klein stukje afleggen, want we hebben geen zin om te rijden. 35 km buiten de stad stoppen we bij een camping en duiken het zwembad in, nadat we ook hier een verlengsnoer konden lenen. Het zwembad bestaat uit 2 baden en 2 bubbelbaden, waar we ongeveer anderhalf uur lang in liggen te weken. Het is veel te warm om iets anders te doen en het water is eigenlijk te warm. Het had in ieder geval kouder mogen zijn. Maar het is wel erg comfortabel. Daarna gaat Ro verder met de wielkast, terwijl ik een boekje lees.

Uitgegeven: $ 300 (€196)

Zondag 9 maart rijden we rond 11 uur verder. We slaan de Stuard Highway af de Arnhem Highway op en moeten nu nog 219 km naar het dorpje in Kakadu. Maar eerst komen we bij de Adelaide River, waar je een boottocht kan maken waarbij ze de wilde krokodillen voeren door deze uit het water recht omhoog te laten springen. We weten niet zo goed of dit zielig is of niet en hebben geen internet om het op te zoeken. Het ziet er wel gaaf uit en we kunnen ons niet voorstellen dat de krokodillen dit zouden doen als ze niet zouden willen. We rijden naar de organisatie die hiermee begonnen is en het is 12 uur als we daar aankomen. De volgende tocht is om 13:00 uur, maar die is helaas al volgeboekt. We zullen moeten wachten tot 15:00 uur. We besluiten toch even naar de andere organisatie te rijden, misschien hoeven we daar niet zo lang te wachten, maar dan blijkt dat om daar te komen we 2 km over een pad vol scherpe stenen moeten rijden. En dat lijkt ons vragen om moeilijkheden. We draaien om en rijden naar het informatiecentrum, waar we een tijdje rondkijken. Daarna gaan we terug naar de 1e organisatie: the Adelaide River Cruise. De receptie is onbemand, dus terwijl ik een boekje ga lezen in de lunchroom, maakt Ro een boterham klaar bij de auto. Als de receptioniste terug is van het inladen van de 13:00 uur mensen, loop ik erheen en vraag of we nog mee kunnen op die van 15:00 uur. Ze vraagt of we ook NU willen en dat lijkt me wel wat. Maar dan moeten we rennen. Ik ren terug naar de auto waar Ro net zijn eerste hap heeft genomen, grijp de camera en reservebatterij en moedig Ro aan op te schieten. Ik ren terug naar de receptioniste, betaal $ 70 (€46) en ren dan samen met Ro naar de boot. Ik zeg nog tegen Ro dat we nu natuurlijk het slechtste plekje krijgen en niet helemaal voorin waar de krokodillen springen, maar tot onze verbazing zijn de 2 beste plekken, helemaal voorin, direct achter het stuur, vrij! We gaan er snel zitten en dan varen we de rivier op. De krokodillen hier worden al 30 jaar elke dag gevoerd door een stuk varken aan een hengel boven het water te hangen en ze er naar te laten springen. Na de 3e sprong krijgen ze het vlees. De eerste krokodil die we tegenkomen is een 3 meter lang vrouwtje, maar ze durft niet heel dicht bij te komen. Ze is ergens van geschrokken en komt niet. Na vijf minuten varen we verder en honderd meter verderop zwemt een 5 meter lang mannetje die er ook weinig zin in heeft. Hij komt wel en zwemt langs en onder de boot en wil het vlees wel hebben, maar hij wil er niet voor springen. Het zijn wilde dieren, dus als ze niet willen, dan doen ze het ook niet. Ze krijgen in dat geval ook geen vlees. We blijven zo’n 10 minuten bij hem, maar hij weigert te springen. Toch is dit al heel gaaf om hem zo dichtbij te zien. Normaal zouden we met de grote boot zijn gegaan, maar omdat die aan de verkeerde kant van de brug was toen het water snel begon te stijgen, zitten we nu in een klein bootje. Ik zit helemaal voorin, aan de waterkant en als ik zo stom zou zijn mijn arm over de reling naar beneden te laten hangen, dan zou ik het water kunnen aanraken. Helaas zou dat dan naar alle waarschijnlijkheid het laatste zijn wat ik met mijn arm zou doen, dus houd ik mijn ledematen netjes binnen de boot. Als de kapitein even niet oplet graait een gigantische arend/adelaar het vlees van de hengel en vliegt tevreden weg. Ze probeert het nog even met een nieuw stuk, maar hij wil echt niet springen. We verlaten deze weigeraar ook en varen een stukje verder. Al snel zien we weer een 3 meter lang vrouwtje en zij heeft wel zin in een stukje vlees. De hengel gaat uit en de croc springt hoog uit het water. Ze springt recht omhoog en het is bijzonder indrukwekkend.

Na 3 sprongen krijgt ze het vlees en zwemt weg. Wij varen verder en komen bij een 5,5 meter lang mannetje. Hij was een paar maanden weggeweest, maar is sinds deze week weer terug. Er zijn 80 krokodillen in deze regio die geleerd hebben te springen en onze kapitein herkent ze allemaal. En ze hebben allemaal een naam. Dit gigantische mannetje springt aan mijn kant van de boot, ongeveer 70 centimeter voor mijn neus. Ik druk me enigszins naar achteren tegen Ro aan, want het is toch best eng. Ze zijn nog nooit in de boot gesprongen, maar je weet maar nooit. Op zijn hoogste punt zit zijn buik, halverwege tussen voor- en achterpoten op mijn ooghoogte en zijn grote kaken zijn dus ver boven mij. Het is misschien een beetje eng, maar ook supergaaf. Hij krijgt het vlees bij zijn 2e sprong al te pakken en je hoort de botten kraken. Wat een beest!

Hij vindt het erg prettig, net als sommige van de andere krokodillen, om zijn rug aan de onderkant van de boot te schuren. Maar deze jongeman vind het ook prettig om met de hengel op het zachtere weefsel in zijn nek gekrabt te worden, dus krijgt hij uiteraard zijn zin. Hij gaat er eens goed voor liggen en geniet zichtbaar van het gekrab. Daarna varen we weer terug en gaan een zijrivier in. Hier vinden we 2 krokodillen die beide 3 mooie sprongen voor ons maken. Het zijn 2 vrouwtjes en de eerste is de gevaarlijkste. Bij deze krokodil moet je echt niet over de leuning hangen, want volgens de kapitein is ze “crazy”. Maar ze springt wel mooi. Zigzag, de laatste die voor ons zal springen, heb ik gevonden, nadat de kapitein haar bijna voorbij was gevaren. Terug op de grote rivier stoppen we nog om de roofvogels te voeren en er komen er veel op de stukjes vlees af, terwijl de krokodillen toekijken. Als een vogel te dicht bij het water komt kan er een krokodil uit springen om ze te vangen, maar helaas zien wij dat niet gebeuren. En dan is het uur alweer om en varen we terug naar het begin. We vonden het erg leuk, want normaal geven krokodillen niet zo veel actie. Het zijn onze eerste dillen in Australië, maar we hadden er al vele in Afrika gezien. Als we over de brug over de rivier rijden bij het verlaten van de cruise zien we nog één groot mannetje (?) naast de brug zwemmen. Dan vervolgen we onze weg naar Kakadu NP. We stoppen bij een camping (The Bark Hut Inn) nog vóór het park en blijven daar de nacht, met ons ventilatortje op volle toeren om ons de nodige nachtrust te geven.

Uitgegeven: $ 108 (€71)

Maandag 10 maart beginnen we de dag in het zwembad, want zelfs om 9 uur is het al heet. We zijn de enige kampeerders, dus we hebben het hele zwembad voor onszelf (zoals meestal de laatste tijd). Om ons heen, in elke boom die we kunnen zien, zitten honderden en honderden kaketoes. Af en toe schrikken ze ergens van en wisselen ze allemaal van boom, waardoor de lucht wit/geel wordt van alle vleugels. Ze krijsen en krijsen en het is bijna oorverdovend. Maar wel mooi. Als we helemaal gerimpeld zijn kleden we ons om en rijden verder. Na ongeveer 40 kilometer rijden we het park in. Het landschap blijft hetzelfde: moerassig, veel bomen en veel groen. Het is er erg mooi en we zijn blij dat we in het regenseizoen hier zijn, want nu is het tenminste groen en vol lelies. We stoppen aan de South Alligator River, maar zien geen krokodillen. Door de regen zijn vrijwel alle wegen, zeker alle zandwegen, gesloten en we kunnen maar een paar dingen in Kakadu NP doen. Het meeste is onbereikbaar. Maar met deze hitte en vooral hoge luchtvochtigheid zijn we daar niet zo rouwig om. We kopen toegangskaarten bij een winkeltje onderweg en stoppen daarna bij het informatiecentrum, waar ze ons precies uitleggen wat we kunnen doen. Er zijn 2 cruises open, 1 plek met Aboriginal rotsschilderingen en het Aboriginal Cultural Centre. We rijden eerst naar het dorp Jabiru en besluiten op de Kakadu Lodge camping te gaan staan. Omdat het te heet is om iets te gaan doen, duiken we het zwembad maar in.

We raken aan de praat met de tuinman, Phil O’Brien, die hier tijdelijk werkt om wat geld bij te verdienen. Hij vertelt op een gegeven moment dat hij een paar boeken heeft geschreven en dan blijkt dat ik dat boek vanmorgen in het winkeltje aan het doorlezen was. Later vinden we ook nog een paar (amateur?)films waar hij de hoofdrol in speelt. Ondanks dat we de enige kampeerders zijn en de enige in het zwembad, zet hij het gigantische bubbelbad voor ons aan en bubbelen we de middag weg.

Uitgegeven: $ 128 (€84)

Dinsdag 11 maart staan we vroeg op, want we moeten om 7:45 uur klaarstaan bij de receptie. We hebben een cruise geboekt en gekozen voor de cruise met Aboriginal gids die ook uitleg geeft over hoe de Aboriginals de omgeving gebruiken. Helaas kunnen we ons alleen de cruise veroorloven ($84 p.p.), want we hadden ook graag het 2,5 uur durende stuk daarachter aan gedaan, waarbij je ook wandelt en nog meer ziet. Maar we moeten keuzes maken en we vinden $ 168 al een hoop geld. We worden opgehaald met een safaritruck en met 8 anderen plus een kind rijden we naar de boot. Het voelt weer een beetje zoals in Afrika! En het landschap lijkt op de Okavango Delta in Botswana. Waarom iedereen toch altijd achterin een boot gaat zitten weet ik niet, maar wij kunnen dus mooi weer helemaal voorin zitten. Als je dan foto’s of filmpjes naar voren maakt, heb je niet allemaal hoofden voor je. In het droge seizoen is de cruise een stuk verder naar het noorden, op de rivier zelf, maar we stappen nu op de boot die over de asfaltweg vaart. De weg is 1 meter onder water over een breedte van ongeveer 20 meter, en hier begint onze tour. Het moerasachtige gebied waar we doorheen varen staat in het droge seizoen droog en staat dus vol bomen die nu deels onder water staan. Op sommige plekken is het water bijna 6 meter diep.

We hebben een Aboriginal bestuurder en een Aboriginal gids. We stoppen vaak bij planten en bomen, waar hij uitlegt wat je er allemaal mee kan doen. Het is bijzonder om te zien hoeveel toepassingen de schors van één boom heeft (o.a. beker, bord, fakkel, deken, matras en pasgeboren baby’s worden er ingewikkeld na de geboorte). We stoppen bij een mama krokodil die naast haar grote nest vol eieren ligt te waken. Ze beweegt niet, maar als één van ons haar nest zou bedreigen, dan zal ze snel toeschieten. Ze houdt ons goed in de gaten. Het nest is een grote berg takken waar haar eieren in liggen.

We varen nog een tijdje tussen bomen, tussen velden vol lelies, over een grote rivier en komen dan weer bij een asfalt weg uit. Vijf van de tien volwassenen in onze boot stappen hier uit en gaan met een auto verder voor de langere tocht.

Wij vijven en het kind varen weer terug. We leren over speren en hij laat ons zien hoe ver hij een speer kan gooien en doet dat dan nog eens met een speciaal werktuig, waardoor de speer 2x zo ver komt. Erg ingenieus, maar je moet wel heel goed kunnen richten om op zo’n afstand iets te kunnen raken. Al denk ik dat het meer om de kracht gaat dan de afstand. Helaas komen we na bijna 2 uur varen weer aan bij het beginpunt en worden we teruggebracht naar onze lodge. Onze auto was al ingepakt en we rijden gelijk weg. We hadden van te voren gedacht dat we hier de hele dag zouden blijven en morgenochtend, als het nog een beetje koel is, naar de rotstekeningen gaan kijken. Maar het is pas 10:45 uur en we hebben eigenlijk geen zin de hele dag in/rond het zwembad te hangen. We besluiten dat we best nu de rotstekeningen kunnen gaan bekijken en rijden er heen. Het is half 12 als we daar aankomen en dus niet bepaald het koelste moment van de dag voor een wandeling. We wandelen ongeveer 500 meter, wat aanvoelt als 5.000 meter, in deze verstikkende hitte. Opeens zien we een kangoeroe-achtig dier van ons wegspringen en hij stopt een stukje verderop, waar hij net zo nieuwsgierig naar ons kijkt als wij naar hem. Het blijkt een Antilopine Wallaroo te zijn! Hij lijkt wel wat op de Agile Wallaby die we hier in het noorden van het Northern Territory redelijk vaak zien, maar dan een stuk groter. Als hij weg hupt verlaten we het wandelpad en klimmen over een rotspad naar boven. We worden langs 4 plekken geleid waar we de rotstekeningen kunnen zien. Sommige zien er erg nieuw uit, maar andere lijken weer oud. Bij degenen die wij nieuw vinden lijken staat dat ze gedateerd zijn in de laatste 1.000 jaar, maar ja, dat kan ook vorig jaar zijn geweest, dus dat zegt niet zo veel. Maar het is wel leuk en sommigen zijn mooi.

We slenteren rond en staan hier gelukkig het merendeel van de tijd in de schaduw. Als we na de laatste rotstekening weer op het pad staan, kunnen we nog een heuvel oplopen voor het uitzicht. Ondanks dat we dan midden in de zon lopen, lopen we toch omhoog en absoluut drijfnat komen we boven aan. Het was maar een simpel klimmetje, maar de luchtvochtigheid en de felle zon doen hun werk goed. We maken wat foto’s en lopen snel weer naar beneden, waar de schaduw te vinden is. Niet dat dat nu nog helpt. We lopen terug naar de auto en hebben het gevoel dat we 10 km in plaats van 2 km hebben gelopen. We zetten de airco op de hardste stand en langzaam zakt onze temperatuur weer naar aanvaardbare temperaturen. We rijden weer verder en stoppen daarna bij het hotel vanwaar je bij de Yellow River kan komen. De normale toegangsweg ligt onder water, dus lopen we er via de achterkant van het hotel naartoe. We vragen ons een beetje af waarom we weer door die hitte lopen, zeker als we geen krokodillen in de rivier zien, en na 20 minuten puffen we weer uit in de auto met de airco op onze snoeten. Als laatste rijden we naar het Aboriginal Cultural Centre waar we nog een beetje rondkijken en eindelijk een boemerang kopen. We konden maar geen mooie vinden en zelfs nu twijfelen we nog, maar we besluiten deze mee te nemen en eventueel later nog een 2e te kopen in de totaal andere stijl. Nu we alles in Kakadu NP hebben gezien dat open is, besluiten we er maar uit te rijden. De camping buiten het park is tenslotte goedkoper. En dus rijden we nog ruim 100 km door het park, dat 22.000 vierkante kilometer groot is, met daarachter grote broer Arnhemland dat nog eens 100.000 vierkante kilometer van hetzelfde is. Vlak voor het verlaten van het park zien we voor het eerst brumby’s (wilde paarden), maar ze rennen snel voor ons weg. Zestig kilometer later zijn we in het oude mijnstadje Pine Creek. We vinden een camping met stroom voor de nacht, zetten de ventilator aan en lezen een boekje, tot we genoeg energie hebben om ons om te kleden en naar het zwembad te lopen. Ondertussen draaien we een wasmachine en daarna de droger. Normaal doen we dat nooit, maar het is te heet om met de hand te wassen en de luchtvochtigheid is te hoog om kleren aan een waslijn droog te krijgen, dus voor deze keer kost het ons $8 en dan is alles weer schoon en droog.

Uitgegeven: $ 223 (€146)

Woensdag 12 maart rijden we pas rond 11 uur weg en we komen 91 km later weer in Katherine aan. Deze 91 km hadden we op de heenweg naar Darwin ook al gereden, dus dat is altijd een beetje saai. In Katherine doen we boodschappen, checken we de mail, tanken weer 105 liter Diesel en informeren naar de staat van de weg naar de Kimberley’s. De binnendoor weg blijkt deels afgesloten, maar de snelweg is gewoon open. In Kakadu kwamen we erachter dat er grote scheuren door het dakraam lopen, waar we erg van balen. We weten niet hoe lang ze er zitten. In Uluru hebben we het raam nog open gehad en toen hebben we het niet gezien. We zoeken nu een autoglashandel om te informeren of dit kwaad kan, want we willen niet dat het ineens verbrijzeld. Na lang zoeken vinden we er één en hij geeft aan dat het folie het raam wel bij elkaar zal houden. Aangezien we echt geen zin hebben een nieuwe dakruit te kopen, rijden we weer verder. Het is ondertussen al 16:00 uur en we besluiten toch maar een nachtje in Katherine te blijven. We vermoeden dat er weinig campings langs de route naar Western Australia zijn en zonder stroom, geen ventilator. En zonder ventilator, geen nachtrust. We besluiten weer bij het Ibis hotel te gaan kamperen en parkeren de auto onder een boom die volhangt met Flying Foxes (vleerhonden). Als het schemert vliegen ze allemaal weg, samen met slierten vol vleerhonden en vleermuizen die van andere bomen of grotten komen, en eten ze hopelijk heel veel muggen.

Uitgegeven: $ 285 (€185)

Donderdag 13 maart word ik wakker van piepend geluid en als ik mijn ogen open, is de zon nog net niet op. De eerste vleermuizen/honden komen weer terug van een nacht fruit en muggen eten. Ze slaan hun kamp vandaag niet op in de boom boven ons, dus zien we ze niet meer als we opstaan. In het centrum van Katherine kopen we nog snel wat nieuwe muggenspray met lekker veel Deet, maar zelfs mijn 80% Deet tube lijkt niet alle muggen te weren. Gelukkig houdt onze ventilator ook veel muggen van ons af, door ze simpelweg weg te blazen. Daarna verlaten we Katherine voorgoed en rijden we naar het westen, terug naar Western Australia. Het is nog 513 kilometer tot de grens, dus of we dat vandaag halen hangt af van of we een camping (met zwembad en stroom) onderweg tegenkomen, of we nog zin hebben verder te rijden en of we de airco in de auto willen verruilen met in de hitte op een camping zitten. Uiteindelijk stoppen we in Timber Creek, een zeer klein dorp met camping. Uiteraard zijn we de enige kampeerders en dus mogen we staan waar we willen. Als ik ons incheck zie ik op de map een krokodillenvoederplaats staan en informeer meteen. De krokodillen worden alleen gevoerd in het droge seizoen, dus nu niet. Er wonen er acht in dit stukje rivier en meestal zie je er wel één. Vol enthousiasme zetten we de auto weg en rennen naar de rivier. We zien nog geen krokodillen, maar wel duizenden vleerhonden in de bomen langs de rivier. Zo goed hebben we ze nog nooit gezien, zo in het volle zonlicht. Ze slapen niet allemaal, sommigen eten, sommigen vliegen, sommigen flapperen met de vleugels terwijl ze op de kop hangen. Het zijn er ontzettend veel en de meeste bomen zien er zwart van.

Als we even willen afkoelen, want het is behoorlijk heet zo bij de rivier, gaan we bij de auto zitten. Daarna gaat Ro nog wat foto’s maken en even later roept hij mij. Ik kom naar de rivier en daar ligt een zoetwaterkrokodil. En even later komt nummer 2. En nog wat later nummer 3. Ze liggen allemaal vlak bij elkaar. Twee liggen er met hun snuit op het droge, op de oever waar wij een paar meter verderop ook staan. Ze zijn misschien twee meter lang en wellicht te klein om ons echt aan te vallen (of in ieder geval op te eten), maar we nemen toch maar geen risico.

Daarna gaan we een uurtje in het zwembad aflkoelen, dan nog even aan de rivier zitten en na het eten gaan we maar naar bed. Ondanks de ventilator blijkt het een hete nacht te worden, waarbij we vaak wakker worden.

Uitgegeven: $ 47 (€31)

Vrijdag 14 maart zijn we vroeg wakker en Ro staat op en gaat zijn koffie aan de rivier opdrinken, met uitzicht op één krokodil en de vleerhonden die na een lange nacht weer thuis zijn gekomen. Ik blijf nog even in bed liggen lezen. Dan loop ik ook naar de rivier, waar we nog een tijdje kijken. Terug bij de auto ruimen we alles op en rond 11 uur rijden we weg. Het is nog 171 km tot aan de grens met Western Australia. Ongeveer 50 km voor de grens pakken we de uien, aardappelen en knoflook erbij en begin ik alle knoflook te pellen en bij de olijven in de olijfolie te stoppen. We gaan namelijk bij de grens weer een quarantaine zone in en mogen geen fruit en groenten meenemen. Maar wel geschilde aardappelen en geschilde uien, dus worden ook 1 kg aardappelen en 1 kg uien geschild en in de koelbox gestopt. De resterende wortelen en maïs moeten we helaas weggooien. De appelen en halve komkommer hebben we vanmorgen opgegeten. Bij de grens blijken de geschilde producten inderdaad geen probleem en we mogen Western Australia in.

Uitgegeven: $ 0 (€0)

We vinden het jammer Northern Territory achter ons te moeten laten. Het is onze favoriete staat, gelukkig heel dichtbij gevolgd door Western Australia, dus dat maakt het iets minder erg. De andere staten vinden we, vergeleken met deze twee, een stuk minder mooi. Als we hier ooit terugkomen, dan zal dat zijn om deze twee nogmaals in een ander seizoen te bezoeken.

Ondanks dat het nu erg heet is en de luchtvochtigheid niet bepaald aangezien is, zijn we wel blij dat we er nu zijn. Er zijn weinig andere toeristen, in tegenstelling tot de maanden juli en augustus, wanneer het hier zwart zal zien van de mensen, caravans en campers. Nadeel is wel dat er nu heel veel gesloten is, wegen onbegaanbaar zijn en we de afgelopen 9 nachten op een betaalde camping met stroom hebben moeten staan om enige nachtrust te krijgen. De wintertemperatuur van 27 graden overdag en 10 graden ’s nachts klinkt dan ook wel heel aanlokkelijk. Maar helaas hebben wij nu de nachten van tegen de 30 graden met hoge luchtvochtigheid. In Alice Springs en Uluru was de hitte niet zo’n probleem en de nachten waren goed te doen. Het is alleen hier in het noorden dat het veel heter is geweest. Voorlopig zullen we het in de Kimberley en Broome in Western Australia niet beter hebben, dus we moeten er maar aan wennen.

We zijn nu 421 dagen onderweg, bijna 14 maanden. We zijn uiteraard al flink over ons budget en hebben in totaal € 23.246 uitgegeven, dat is ruim € 55 per dag en dus flink over ons budget van € 55. De reden daarvoor is, naast de dure paspoorten en visa, dat we de laatste tijd ontzettend veel kilometers maken en daardoor veel geld aan diesel uitgeven (die hier sowieso veel duurder is dan aan de oostkust). Het is veel aantrekkelijker om op die lange afstanden van soms wel 1.500 km van A naar B zonder iets ertussen, om maar gewoon van ’s ochtends tot ’s avonds door te rijden, omdat het toch te heet is om op een camping te gaan staan. En zeker nu het merendeel van de nachten in de Northern Territory op (dure) campings hebben doorgebracht, gaan de dagelijkse uitgaven flink omhoog. En de lekke band en de 2 volledig kapotte banden hebben natuurlijk ook behoorlijk wat gekost. Tot nu toe zijn dit de enige 3 lekke/kapotte banden die we in de reeds 24.000 kilometer die we in Australië hebben gehad in onze 6,5 maand hier en ze waren alle drie in dezelfde week! En alle drie de keren een andere band.

© Copyright - Fundisa Weddings | Iris Diekstra, e-mail: iris@fundisa-weddings.nl, telefoonnummer 06 3308 1443 (ook WhatsApp)