IMPI’s ADVENTURES

Reisverhalen

Kenia 4

januari en februari 2011

Donderdag 13 januari blijkt de grensovergang Kenia tussen Tanga en Mombasa niet zo makkelijk te zijn als tussen Arusha en Nairobi. Ze duren lang en verzekeren ons dat de visumprijs per 1 januari 2011 is verhoogd van US$ 25 naar US$ 50. We geloven er helemaal niks van, maar ze blijven volhouden dat het zo is. Uiteindelijk geeft Ro ze maar US$ 100 en als we onze paspoorten en visa veilig in handen hebben begin ik over een betalingsbewijs. Maar nee, de overheid had hun nog geen nieuw bonnenboekje gegeven. We vroegen of ze het gewoon even op een velletje papier konden zetten, of zoals de vorige keer, gewoon vermelden bij het visum in het paspoort, maar nee, ook dat was niet mogelijk. Ze lieten ons documenten zien waarin stond dat de visumprijzen per 1 januari omhoog zouden gaan, maar ja, dat kan iedereen maken. Echt bewijs vonden we het niet. Maar omdat ze het ons ook moeilijk konden maken omdat we net een visum van 3 maanden hadden gehad en er nu weer één wilden, besloten we ons erbij neer te leggen en verder te rijden. Zes kilometer verderop kon Ro het carnet laten stempelen en liep er een beambte met hem mee naar de auto om deze te controleren. Nog nooit heeft iemand in Oost Afrika de achterdeur open willen hebben en we hebben Klaas dus altijd ongemerkt de grenzen over gekregen. Geen idee of iemand er wat van zou zeggen, maar we proberen haar altijd uit het zicht te houden. Deze vrouw wilde dat Ro de zijdeur opende en toen zag ze mij achterin zitten. Verbaast vroeg ze of het niet erg heet was daar achterin de auto en ik gaf aan dat het heel heet was. Ze zei dat we maar snel weer moesten rijden, dan zou ik het vanzelf koeler krijgen en ze hoefde de rest van de auto niet te zien. Dat scheelde weer. We rijden over een stuk betere weg dan het stuk door Tanzania deze ochtend en na nog een heel eind rijden komen we eindelijk bij Tiwi Beach aan. We rijden zo naar de Twiga Lodge, waar we recht naast het parelwitte strand aan de oceaan mogen kamperen. We zijn aardig uitgeput na een lange warme dag in de auto en maken het niet te laat. Wel eten we ‘s avonds nog even in het restaurant van de lodge, waar we een mooi uitzicht over het strand en water hebben.

Vrijdag 14 januari blijven we lekker de hele dag op de camping. We doen de hele dag niet zo veel: een beetje lezen, internetten, wandelen en eten.

  

Zaterdag 15 januari willen we naar Mwaluganje Elephant Sanctuary. We rijden eerst een stukje terug naar Diana Beach om daar in een winkelcentrum met grote supermarkt eindelijk sinds Arusha weer goed inkopen te kunnen doen. Ook koop ik stiekem een cadeautje voor papa (t-shirt), taartjes en kaarsjes. Daarna rijden we zo’n 20km tot we langs Shimba Hills NP rijden, waar we even stoppen voor informatie. Ze weten geen camping buiten het park waar we met Klaas kunnen vertoeven, maar we mogen vast bij de rangerspost wel slapen. We besluiten eerst de olifanten corridor op te zoeken, die 8km de andere kant op zou moeten zijn. Na 15 km over een zandpad gereden te hebben, met maar één afslag die naar een school ging, besluiten we om te draaien en nog een keer goed te zoeken. Een behulpzame man verteld ons “over de brug rechts” maar na beide bruggen is geen weg naar rechts (ook niet naar links) en de enige afslag blijft de weg naar de school. Als we weer helemaal terug zijn zoeken we de rangerpost op, waar we heel lang moeten wachten. Ondertussen denken we erover alvast naar Tsavo NP te rijden, zodat we daar morgen, op papa’s verjaardag, zijn. Maar het is al bijna 15:00 uur en we weten niet zeker of we dat redden. Uiteindelijk besluiten we terug te rijden naar de camping aan de oceaan en de volgende dag naar Tsavo te rijden. Of we bij de rangerspost konden slapen is ons nooit duidelijk geworden, want er kwam simpelweg niemand meer opdagen. We zijn maar weggereden. Terug op de camping heeft Ro broodjes hamburger gemaakt. Die nacht moesten we weer in de benauwde warmte die aan de kust hangt proberen te slapen. We keken er zo naar uit om na 10 van zulke nachten eindelijk weer een koele nacht te hebben, maar helaas.

Zondag 16 januari was papa’s verjaardag. Helaas had hij een slechte nacht gehad, want hij had voor het eerst een aantal nachtelijke spoedbezoekjes aan het toilet nodig gehad. Geen prettig begin van je verjaardag. Maar gelukkig was het al een stuk beter en konden we richting Tsavo rijden. We wilden weer proberen het Elephant Sanctuary te vinden, want hier zouden we toch langs moeten komen als we niet dwars door Mombasa willen (wat we niet willen). We zijn 5 jaar geleden in Mombasa geweest en vonden het wel een aardig stadje, maar we hadden nu geen zin in de ferry en de files. We rijden weer het zandpad op dat naar het Sanctuary zou moeten gaan en nu staat er bij de afslag naar de school ook een bordje met Mwaluganje erop. Die stond er gisteren niet! Ro had wel een paar mannen bij die paal bezig gezien en wellicht waren ze net een nieuw bordje aan het ophangen. Maar goed, we hadden het nu dus gevonden. We slaan af en rijden naar de ingang. Bijna de gehele lokale bevolking in deze omgeving is betrokken bij dit project. Zij beschermen een strook land dat al eeuwenlang door olifanten wordt gebruikt, maar dat niet in een Nationaal Park ligt. Deze corridor wordt al sinds 1933 beschermt en geeft de olifanten de beschermde mogelijkheid om van de ene kant naar de andere kant te komen. We moeten € 12 pp betalen, wat papa voor ons alle drie betaald, nadat hij een fotolijstje heeft gekocht dat van olifantenpoep is gemaakt en dan rijden we naar binnen. Het was prima dat Klaas ook mee naar binnen ging. Het is een hobbelige weg met steile hellingen en aangezien ik achterin zit, zie ik eigenlijk niet zo veel. Maar we zien onderweg 3 olifanten, de eerste die papa deze vakantie ziet. Na een uurtje rijden we aan de andere kant het park weer uit. Op zich was het wel duur om 3 olifanten te zien, maar we hebben wel een goed project gesteund. En uiteraard hadden we ook de hele dag in het parkje kunnen blijven, maar we hadden nog een lange weg te gaan naar Tsavo NP.

  

We reden buitenom langs het parkje terug naar de ingang en reden de lange hobbelige zandweg verder. Na een uur zijn we even gestopt om te lunchen. Waarna we nog een uur verder mochten hobbelen. Uiteindelijk kwamen we eindelijk op de Nairobi – Mombasa snelweg die, voor Keniaanse begrippen, in bijzonder goede staat was. We moesten nog ruim 120km overbruggen en er was heel veel vrachtwagen verkeer, wat niet altijd makkelijk in te halen is op deze tweebaanswegen. Op een gegeven moment werd de motor opeens heel heet en Ro stopte. Bleek de slang die koelvloeistof vervoert te lekken, terwijl deze er pas 2 weken in zat, omdat de oude slang lekte. Er waren drie mannen bij komen staan die geïnteresseerd met Ro meekeken. Ro besluit het geheel af te laten koelen en het gat te dichten met ducttape. Daarna moet de koelvloeistof weer bijgevuld worden. Onze watertank was de hele dag al leeg en we hadden net 3 flessen water gekocht. Deze 3 flessen verdwenen geheel in het reservoir en we hadden nog veel meer nodig. Eén van de mannen rende met een lege fles weg en haalde in zijn huis, ongeveer 200 meter verderop, water voor ons. In volle vaart kwam hij in de zinderende hitte teruggerend. Dit herhaalde zich nog een paar keer. Ik neem aan dat water best waardevol voor hun is, maar ze brachten net zo veel als Ro nodig had. Toen het reservoir vol was en we verder konden liepen ze lachend weg, zonder ergens om te vragen. De mensen zijn hier meestal zo aardig en behulpzaam. We haalden in het volgende dorp gelijk maar wat nieuwe flessen water, maar voor we het dorp uit waren lekte de slang alweer. Deze keer besloot Ro de slang te vervangen, dus moest het hele koelingssysteem leeg. Klaas en ik maakten ondertussen een wandelingetje en ik had daar een entourage van ruim 20 kinderen bij. Ze vonden Klaas helemaal geweldig, maar van een afstandje. Als Klaas hun kant op liep (of keek), dan stormde ze, gillend en al, alle kanten op. Uiteindelijk is Klaas alle aandacht zat en wil ze de auto weer in. Tientallen handjes gaan stoer de auto in om Klaas haar kontje te aaien. Als ik merk dat Klaas ook daar genoeg van heeft geef ik haar het commando om te blaffen en verdwijnen alle handjes in een paar seconden naar tientallen meters verderop. Uiteraard vonden ze dit heel grappig en begonnen ze allemaal mij na te praten in de hoop dat ze weer zou blaffen. Als Ro uiteindelijk weer klaar is met de auto nemen we afscheid van de vele kindjes en rijden verder.

 

Het is ondertussen al 17:00 uur geweest en we beginnen te “vrezen” dat papa op zijn verjaardag voor het eerst mag bushcampen. Rond 18:00 uur ga ik op zoek naar een camping in mijn coördinatenklapper en vind ik de Red Elephant Lodge, waar we nog 25 km vanaf zitten. We rijden die kant op, maar als we vlakbij Voi zitten is het donker en kunnen we de borden niet meer lezen. We proberen er met behulp van de GPS te komen, wat uiteindelijk lukt. Vlak voor de ingang van de lodge zien we nog een civet vlak voor onze auto oversteken. We besluiten in de lodge te eten en we mogen om 20:30 uur aanschuiven. Hebben we mooi nog even de tijd om alle drie te douchen. Als papa uit de douche komt hebben we kaarsje op de taartjes aan gezet en zingen we uit volle borst “Lang zal hij leven”. Daarna lopen we naar het restaurant. We worden naar onze tafel in de boma met een mooi kampvuur in het midden, dat door een echte masai wordt aangehouden, geleid. We krijgen eerst 2 samosa’s en daarna een paddestoelensoep, die ik helaas ivm allergie niet mag eten. We dachten dat we een hoofdgerecht mochten uitkiezen, maar ze komen meteen met 3 borden aanzetten. Dit blijken 3 visgerechten te zijn, terwijl ik geen vis eet en niemand ons dat gevraagd had. Maar ze nemen het gelijk mee terug en binnen een paar minuten krijg ik een lekkere groentencurry met rijst. Als nagerecht krijgen we een pannenkoekje met vruchten. Het was een lekker verjaardagsdiner voor € 9 per persoon. En tijdens het eten hoorden we continu olifanten op de achtergrond trompetteren, grommen en andere geluiden produceren. Na het eten wilden we de kant oplopen waar het geluid vandaan kwam, maar we werden tegengehouden door een Masai. Toen ik vertelde dat we de olifanten wilden zien bracht hij ons naar de zijkant van het kamp, waar we er achterkwamen dat de lodge rechtstreeks aan Tsavo East NP grenst en we alleen door een paar lijnen schikdraad gescheiden werden van een kudde olifanten die op 20 meter afstand aan de andere kant van het hek stonden te drinken. We hebben een half uurtje staan kijken naar 3 verschillende groepen olifanten die langskwamen. Maar we waren erg moe en zijn daarna snel gaan slapen. Al met al was het een heel bijzondere verjaardag voor papa.

Maandag 17 januari zijn papa en ik meteen ‘s ochtends vroeg om 6:30 uur gaan kijken of er olifanten waren. Ik had ze vaak ‘s nachts gehoord, maar nu was er niemand. We maakten een wandelingetje en gingen daarna terug naar Ro. We ruimden rustig aan alles weer op om te vertrekken, maar toen we bijna klaar waren hoorden we de olifanten weer. Snel zijn we gaan kijken en konden we ze eindelijk in daglicht zien.

  

Na een goed half uur zijn we terug naar de auto gegaan en rond 9:30 uur zijn we weggereden. We wilden naar Tsavo West NP gaan, maar konden geen camping in de boeken of klapper vinden buiten het park. We hoopten ter plaatse iets te vinden. Maar helaas waren we uiteindelijk voorbij alle ingangen zonder een mogelijkheid waar we Klaas de volgende dag 12 uur konden achterlaten. We besloten maar door te rijden naar Nairobi en dan Nairobi NP te doen. Na 3,5 uur rijden zijn we gestopt om langs de kant van de weg te lunchen. Daarna is papa achterin gaan zitten, omdat ik het wel gehad had achterin, na anderhalve dag hobbelen. Eenmaal in Nairobi zijn we eerst even naar het NP gereden om te informeren hoe laat ze open gingen (6:00 uur) en hebben we daar even koffie gedronken. Daarna langs het nieuwe winkelcentrum voor wat boodschappen en naar Karen Camp, waar we net voor het donker aankwamen. ‘s Avonds hebben we een hele constructie gemaakt voor Klaas, zodat zij de volgende dag de beschikking had over de tent en een privétuintje, waar we met de hulp van (hand)doeken schaduw hadden gecreëerd.

Dinsdag 18 januari staan we om 5:00 uur op en rijden we om 5:45 uur naar Nairobi NP, waar we om 6:05 uur aankomen. We rijden 10 minuutjes later het park in. Nairobi NP leek ons altijd niet zo’n leuk park. Het staat bekend als enige park waar je op de achtergrond wolkenkrabbers ziet, wat ons altijd het idee gaf dat het aanvoelt als een dierentuin. Bovendien konden we ons niet voorstellen dat er veel dieren in het park leven, omdat ze direct naast de miljoenenbevolking van Nairobi wonen. En met zoveel sloppenwijken en armoede leek het ons dat de meeste dieren wel zouden zijn afgeslacht voor geld of voedsel. We wisten dat er geen olifanten meer waren, maar verder wisten we weinig van het park. De vorige dag hadden ze ons al verteld dat ze alle dieren hadden behalve olifanten, maar wij geloofden het eigenlijk niet zo. Maar we waren nog niet zo lang binnen of we hadden al vele giraffen, elanden, zebra’s, buffels, hartebeesten en andere antilopen gezien. Dat viel eigenlijk wel mee! En na een uurtje zagen we 5 neushoorns! Nou, dat zie je ook niet in elk park. Later zagen we nog een andere neushoorn en we zagen ook vele vogels, waaronder één grote roofvogel met kroon op zijn hoofd die een kleine antiloop (bushbuck) aan het eten was. Maar wat we zochten waren katten en honden: leeuw, luipaard, cheetah, hyena en wilde hond. Ze zouden er moeten zijn, we hadden genoeg leeuwenpootafdrukken gezien. We ontbeten op een picknickplaats waar we gezelschap werden gehouden door bavianen. De hele ochtend was het vrij fris geweest en had ik alleen en met een slaapzak op het dak gezeten. Tegen de middag werd het warmer en heeft papa mij gezelschap gehouden op het dak. Er reden maar een paar andere auto’s in het park, dus het merendeel van de tijd waren we helemaal alleen. Ook dat hadden we niet verwacht. En ja, op sommige plekken zag je inderdaad de wolkenkrabbers op de achtergrond en op een paar andere plekken zag je grote villa’s aan het rand van het park staan, maar vaak zag je ook alleen uitgestrekte vlaktes en kon je niet begrijpen dat je zo dicht bij Nairobi zat.

  

 

Na ruim 7 uur rondrijden reden we een zijweggetje in dat niet op de kaart stond. Aan het eind van het weggetje stond een masai jongen en die vertelde ons dat dit een kamp was. Er kwamen nog 2 mannen uit de bush lopen, die ook zeiden dat het een kamp was (zagen we niks van), dus we zijn maar omgedraaid en weggereden. Het was een steile weg terug omhoog met veel overhangende takken, waar de auto met moeite tegenop kwam, dus is papa beneden gaan zitten, zodat het makkelijker was voor mij op de takken te ontwijken.

Terug op het pad reden we nog een goede kilometer verder en denk ik opeens een leeuw te zien liggen. Ik roep naar beneden dat ze moeten stoppen en terug moeten, omdat ik een leeuw zag en ik dacht dat ze dood was. We reden terug en ik ging met een verrekijker op het dak staan om het goed te bekijken, wat erg lastig was door de vele takken. Ro en papa zien vanaf beneden niet veel en denken dat het een tak is wat ik bedoel. Maar door de verrekijker zie ik iets dat ik niet meteen registreer. Ik roep naar beneden dat het een leeuw is zonder hoofd. Het gemompel dat ik van beneden hoor hoef ik niet te verstaan om te begrijpen dat ze me niet zo geloven. Ro wil uitstappen om te gaan kijken, maar dat vind ik wel een beetje eng, want misschien zit ze wel iets te eten en is het hoofd verstopt achter deze rode massa. Maar eigenlijk weet ik zeker dat het haar hoofd is dat we missen, dus een beetje angstig laat ik hem lopen. Ro maakt aandachtig foto’s als hij ernaast staat, dus ja, ik neem aan dat er niks meer leeft. Hij komt terug en bevestigd dat het een leeuw zonder hoofd is. Ik klim van het dak, terwijl papa de toeter vast houdt voor het geval haar familie vanachter de bomen aan komt wandelen. We lopen er samen heen en ik zie dat ze pas net kan zijn overleden. Ze stinkt niet, er zitten pas een paar vliegen op en het bloed is nog mooi rood. We zijn ervan overtuigd dat dit het werk is van stropers en dat ze hooguit een uur dood is. Dan ga ik achter de toeter zitten, me realiserend dat we niet bang hoeven te zijn van andere leeuwen maar meer van de stropers, en gaat papa met Ro kijken.

  

We besluiten zo snel mogelijk een ranger te vinden. Een paar honderd meter verder staat een bord met “verboden toegang: medewerkers verblijf” waar we snel inreden. We kwamen uit bij Banda Gate en daar probeerde Ro de ranger duidelijk te maken dat we een leeuw hadden gevonden zonder hoofd en die het puntje van de staart mist. De ranger vertelde hem dat er deze ochtend een leeuw was aangereden door een busje en dat we waarschijnlijk die leeuw hadden gezien. Ro bleef volhouden dat deze leeuw niet was aangereden door een busje buiten het park, maar in het park lag en geen hoofd had. De ranger bleef rustig en weinig onder de indruk, maar stapte in onze auto, terwijl wij hem erheen brachten. Daar voelden we ons een stuk veiliger nu we een man met geweer naast ons hadden staan. Hij bekeek de leeuwin en vertelde ons dat dit het werk van een Masai krijger is. Zij verwijderen altijd het hoofd, de punt van de staart en nu hij het ons aanwees zagen we ook dat de nagels en delen van de voet waren weggesneden. Hij belde gelijk met het hoofdkantoor of dit toch op de een of andere manier de leeuw van vanochtend geweest kan zijn, maar hij had slechte verbinding en kwam er niet goed door. Ondertussen hoorden we hem uit: nee, dit had hij nog nooit eerder meegemaakt. Nee, de leeuw die vanmorgen was aangereden zou door de dierenarts helemaal worden onderzocht, waarna het hoofd EN de huid verwijderd zouden worden. Nee, de resten worden niet terug het park ingegooid. Nee, stropers kwamen zelden voor in het park. Ja, dit is hoe de Masai leeuwen doden, niet een dierenarts. We konden zien hoe ze was komen aanlopen, want haar voetafdrukken stonden in het zand naast de weg. Op twee stenen vonden we haar bloed. Ze was ergens anders verwond en was hier zelf heengelopen, dat was overduidelijk. We voelden ons een soort detectives en toen vroeg de ranger ons ook nog om naar de hoofdingang te rijden om het daar te vertellen, want hij kon ze niet goed bereiken.

  

Dus een half uur later waren we bij de hoofdingang waar we binnen 3 minuten in het kantoor van de Warden van het NP zaten. Hij wilde gelijk onze foto’s hebben die ik op zijn computer heb gezet. Hij hoorde ons helemaal uit en het hoofd van de bewaking werd erbij gehaald, zodat we het opnieuw konden vertellen. Daarna moesten we zelfs naar een andere directeur waar we het verhaal nogmaals vertelde en hij ons steeds weer bedankte. Deze directeur vertelde ons ook dat het niet de leeuw kon zijn die vanochtend was aangereden want die leefde nog en werd op dit moment door de dierenarts in leven gehouden. We vertelden nog dat we vlak daarvoor 3 mannen (waaronder een Masai) midden in de bush hadden gezien, die zeiden dat daar een kamp was, maar wat wij een beetje raar vonden. En deze mannen waren hemelsbreed misschien een paar honderd meter van de leeuw. Er werd een auto gehaald en samen met 3 hoge piefjes stapten we in en reden ze ons buiten langs naar Banda Gate waar we zo veel sneller waren, en legden we vervolgens uit waar ze lag. Ondertussen was de plek waar ooit haar hoofd had gezeten niet meer felrood, maar begon het donkerrood te worden en zaten er veel meer vliegen op haar. De mannen bestudeerde de leeuwin een tijd, we lieten ze de bebloede stenen en pootafdrukken zien, en ze gingen op zoek naar waar ze vandaan was gekomen. Ze leken het er volkomen over eens dat het stropers waren geweest en zochten naar sporen van stropers. Uiteraard hadden we ondertussen al het “bewijs” rondom al vertrapt, dus ze moesten wat verder zoeken. Daarna zeiden ze dat we op zoek gingen naar die 3 mannen. Ik vroeg of dat wel veilig was, want als het stropers waren, dan hadden ze vast geweren. Ze moesten lachen en zeiden dat zij ook geweren hadden. Fijn, kunnen we altijd nog in een vuurgevecht terecht komen, haha. Maar een beetje zenuwachtig was ik wel toen we aankwamen. De Masai jongen stond er nog en de andere 2 mannen kwamen er ook snel weer aan. Wij hadden geen idee wat we wel of niet mochten zeggen en of ze serieus verdacht waren of dat we echt alleen gingen kijken of ze iets gezien of gehoord hadden. Zekerheidshalve hield ik in eerste instantie de auto maar tussen mij en de 6 mannen terwijl Ro mij vanaf de zijlijn uitlachte. Nou, je kan nooit voorzichtig genoeg zijn, toch? De, trouwens ongewapende, mannen wilden ons naar het kamp brengen en de 3 mannen in pak liepen er ongewapend achteraan. Maar ja, weten wij veel wat ze aan het eind van het pad hebben liggen, dus ik hield maar een veilige afstand van de mannen. Ik vond het idee van leeuwen en luipaarden op mijn pad minder beangstigend dan geweren. Maar bij het kamp kwam de blanke eigenaar ons tegemoet die gelijk al het personeel erbij haalde en ons allemaal in de eettent plaatsten. Wij hadden alle drie het gevoel dat we in een Amerikaanse tv-serie zaten en we een verdachte moesten verhoren. De man voelde natuurlijk ook wel aan zijn water dat hij en/of zijn personeel als verdachten gezien konden worden, want hij leek wel enigszins nerveus. Nou vond ik dat niet zo raar, want ik zat al de hele tijd grapjes te maken dat wij zo zouden worden opgepakt en beschuldigd van stropen, dus ik begreep wel een beetje hoe het voelt om verdacht te worden. Bij elke vraag die ze ons in het kantoor hadden gesteld had ik het idee dat ze wilden uitsluiten dat wij het niet zelf hadden gedaan. De man sprak zijn personeel in het Swahili toe en vertaalde het steeds voor ons drieën in het Engels. Niemand had iets gehoord of gezien. In het begin had hij ons verteld dat hij en al het personeel hier permanent wonen en nooit het kamp verlaten, alleen moet er soms iemand inkopen in de stad doen. Het kamp bestaat pas sinds 1 december 2010. Maar hij vroeg zijn secretaresse in het begin ook of er vandaag iemand met de auto naar de stad was geweest, zodat die persoon misschien iets gezien kon hebben. Nee, de auto was vandaag niet weggeweest. Aan het eind van ons bezoek vertelde hij dat hij zelf vandaag met de auto door Banda gate (dus langs de leeuwin op) naar buiten was gegaan, terwijl ze een half uurtje daarvoor nog hadden beweerd dat niemand het kamp vandaag had verlaten. We hadden geen idee of de mannen in pak dit was opgevallen en wij hebben niks gezegd. Het kunnen ook zenuwen zijn geweest, want stropen is een serieus misdrijf en rangers zijn opgeleid om iedere stroper ter plekke neer te schieten als ie op heterdaad wordt betrapt. De eigenaar vertelde ons over twee leeuwinnen die vaak door zijn kamp komen, waarvan één een gebroken poot heeft gehad en moeilijk loopt. Hij denkt dat zij een makkelijke prooi geweest kan zijn. We namen afscheid en reden het kamp weer uit, terug naar de leeuwin. De mannen draaiden haar om, om te kijken of we een doodsoorzaak konden vinden, maar die was er niet. Ondertussen begonnen ze aardig te stinken, zeker toen ze werd omgedraaid. Ro draaide en trok nog even aan haar achterpoot die er al gebroken uit had gezien en die volledig los hing van haar bovenbeen. Met zo’n gebroken been kan ze nooit gejaagd hebben, dus we denken niet dat dit een oude wond is. De mannen in pak besluiten de lange route door het park te nemen, zodat we nog even kunnen genieten van de dieren. Terug bij de ingang komt er gelijk een man naar ons toe die ons verteld dat ze net na ons vertrek vanaf het kantoor erachter waren gekomen dat “onze” leeuwin dezelfde was als die vanmorgen was aangereden. Ik vertelde de man dat de directeur ons had verteld dat die nog leefde. Ja, dat klopt, maar die was ondertussen overleden en de dierenarts had de leeuw weer in het park teruggelegd. Nee, dat kan niet, want die leeuw leefde nog toen wij hier waren en we hadden de onthoofdde leeuwin ruim een uur daarvoor al dood gevonden. Nee, die was al langer dood. Okee, maar de ranger vertelde dat de dierenarts de huid zou verwijderen en de restanten niet in het park zou gooien. Nee hoor, dit is die leeuw van vanmorgen. Maar er liggen bloedsporen en pootafdrukken naar de plek waar ze dood ligt. NEE, het is dezelfde leeuw die is doodgereden door een busje. Ro zat me al een tijdje aan te porren dat ik nu op moest houden, want deze man wilde blijkbaar dat wij niet wisten dat het een stroper was. Oké, oké, ik geef het op. We lopen naar de auto en als we er net in zitten worden we weer opgehaald om terug gebracht te worden naar de Warden. Hij verteld ons ook dat ze er vlak na ons vertrek achter kwamen dat het dezelfde leeuw betrof en dat ze eerst een auto achter ons aan wilden sturen, maar zo snel geen auto ter beschikking hadden. Met veel moeite hield ik mijn mond dicht dat alle drie de pakken een mobiele telefoon hadden die ze alle drie de hele tijd hadden gebruikt. Hij vertelde een aantal keer wat een slechte publiciteit het voor het park zou zijn als ze inderdaad stropers zouden hebben, wat uiteraard niet het geval was (nee, knikte wij braaf). Maar de dierenarts had de restanten nooit zo dichtbij de weg mogen leggen, zodat wij haar konden zien. Nee, knikten wij weer braaf, dat was niet zo handig. We begrepen dat het zinloos was tegen hem in te gaan, want hij was veel te bang voor slechte publiciteit. Het hoofd van de bewaking zat naast mij en hoorde dit hele uit de duim verzonnen verhaal aan en reageerde niet. Toen we opstonden liep hij snel weg en keek ons niet meer aan. Hij was het er niet zo mee eens geloof ik en snapte ook wel dat wij er geen snars van geloofde. Ondertussen was het 17:00 uur geweest toen we het kantoor uit liepen. We waren allemaal moe maar ik wilde heel graag al heel lang naar de “Ivory Burn Memorial”. Op deze plek is op 18 juli 1989 12 ton slagtanden verbrand. Dit was destijds wereldnieuws en een duidelijk standpunt tegen de stroperij van olifanten. Tegenstanders zeggen dat ze hiermee de waarde van ivoor alleen maar hebben verhoogd, omdat ze het zeldzamer hadden gemaakt. Maar ik vind het erg indrukwekkend dat een redelijk arm land zo’n gigantisch kapitaal verbrand om een standpunt duidelijk te maken. Ik kan daar alleen maar bewondering voor hebben. Bij het monument ligt nog een berg as, met wat lijkt op stenen en stukjes ivoor. Geen idee of hier nog originele stukjes tussen liggen, maar samen met een foto van de verbranding ernaast is het een bijzonder gezicht.

  

Daarna rijden we weer terug naar de hoofdingang, waarna we via de pizzeria terugrijden naar Klaasje. Terug op de camping ontmoeten we Karin en Vincent (www.tonkastravels.nl) die via de Oost kant naar beneden zijn komen rijden. De rest van de avond speculeren we over de leeuwin. We begrijpen heel goed dat de directeur niet wil dat toeristen iets mee krijgen van stropers en onthoofdde leeuwen en dat ze dat ten alle tijden willen voorkomen. We begrijpen dat ze deze slechte publiciteit niet kunnen gebruiken. We vinden het zelfs niet erg dat er zo recht in ons gezicht wordt gelogen. We hopen alleen dat het niet in zijn geheel in de doofpot gaat, maar dat ze het echt gaan onderzoeken en proberen te voorkomen. Het park heeft ongeveer 35 tot 40 leeuwen en het is natuurlijk wel heel verontrustend als er 2 op één dag overlijden. Maar hopelijk gaat de leeuw die door een Matatu (busje) is aangereden het overleven en mag die uiteindelijk weer terug het park in.

Woensdag 19 januari doen we rustig aan. Papa voelt zich niet zo lekker, dus zelfs het boodschappen doen wordt ingekort. Papa slaapt de halve middag weg, terwijl Ro en ik een beetje lezen en met Vincent en Karin kletsen.

Donderdag 20 januari is papa´s laatste dag. Hij voelt zich nog steeds niet helemaal lekker, maar alweer een stukje beter. We gaan naar het winkelcentrum, waar papa een mooi cadeau voor ons en Klaasje koopt: een leren halsband en riem helemaal afgewerkt met kraaltjes. Erg mooi. Ook namens Klaas: bedankt pap! We halen ook een nieuwe voorraad malariatabletten, want de voorraad uit Nederland was op. We hadden voor 12 maanden meegenomen en nu is het pas op…… uh, volgens mij zijn we er een paar vergeten de afgelopen 14 maanden. Daarna terug naar de camping om zoveel mogelijk boeken en souvenirs die we niet meer nodig hebben in papa’s tas te proppen, zodat het naar Nederland kan. We hebben geen idee hoe zwaar het is, maar verwachtten dat de 20kg voor de grote tas wel ongeveer klopt, maar de handbagage de 5kg ruim heeft overschreden. We zullen zien. Die avond kookt Ro een feestmaaltje en gaan we niet al te laat naar bed, want de taxi zal er de volgende ochtend om 4:15 uur zijn.

 

Vrijdag 21 januari worden we om 3:45 uur door de wekker wakker gemaakt en om 4:00 uur staan we alle drie dapper buiten. De laatste dingen moeten de tas nog in en verbazingwekkend is de taxi op tijd, maar zijn wij pas tegen 4:30 uur klaar. Om 5:15 uur staan we voor de ingang van de luchthaven. We mogen niet verder mee en papa moet het dus alleen uitzoeken aan de andere kant van het glas. We nemen afscheid, maar dat is minder emotioneel dan de vorige keer, omdat het maar voor een paar maanden is. En omdat we zo heerlijk vroeg zijn staan er nog nergens rijen en kan hij in principe naar elk onduidelijk en onoverzichtelijk loket lopen om te vragen of hij daar moet zijn. Maar er zijn nog weinig loketten open, dus het gaat verbazend snel. De ruimbagage blijkt 19,8kg te zijn, de handbagage wordt niet gewogen. Voor we er erg in hebben mag hij de douane al door en verdwijnt hij, al zwaaiend, uit het zicht. Onze goedgehumeurde taxichauffeur (die ons al vaker heeft rondgereden) kwam erbij staan zwaaien en moest erg hard lachen toen papa nog even op de trap bukte om een laatste keer te zwaaien. Hij bracht ons terug naar de camping waar we nog even verder gingen slapen. Maar de rest van de dag bleven we moe en deden we weinig. ‘s Avonds krijgen we bericht van papa dat hij veilig is aangekomen en dat hij onze paspoorten ‘s middags nog naar de visumdienst in Breda had gestuurd, zodat ze er maandagochtend zeker zullen zijn. Als alles mee zit zullen ze dinsdag terug naar Kenia worden gestuurd, verrijkt met een Ethiopische visum. We zijn benieuwd.

Zaterdag 22 januari besluiten we naar Jungle Junction in Nairobi te gaan, zodat we hopelijk meer reizigers treffen die richting Ethiopië gaan. Maar eerst lopen we met Klaas naar de dierenarts, nadat we afscheid hebben genomen van Karin en Vincent, want zij gaan richting Mombasa rijden. Als we na een half uur lopen aankomen bij de dierenarts blijkt ze niet aanwezig te zijn. De bewaker belt haar op en ze vraagt of we een uur later, rond 12:00 uur, terug willen komen. Dat is prima. We wandelen terug, ruimen de auto in, betalen voor de afgelopen nachten en rijden terug naar de dierenarts. Het blijkt een aardige vrouw die in Kenia is geboren, maar ook jaren in Engeland als dierenarts heeft gewerkt. De knobbel waarvoor we Klaas wilden laten onderzoeken was volgens haar een vetophoping en niks ernstigs. We lieten haar ook de knobbel bij haar tepeltje voelen, die we ook al in Ghana door een dierenarts hadden laten onderzoeken. Ook zij zei dat dit kanker kan zijn, maar dat opereren nog niet noodzakelijk is zolang het niet groeit en dat we dat beter in Nederland kunnen doen, mocht het nodig zijn, als we niet meer rondreizen. Na verdere controle blijkt Klaas in perfecte conditie (zeker voor haar 13,5 jaartjes). Dan vragen we haar of zij gehoord heeft van stroperij in Nairobi NP. Ze zegt dat het wel voorkomt buiten het park, als de dieren er zelf uitlopen, maar niet echt in het park. Wij vertellen haar over de leeuw die we hadden gevonden en laten de foto’s zien. Ze is geschokt en denkt ook dat dit het werk van een stroper is. Ze geeft ons een paar namen waar we contact mee op kunnen nemen. We hoeven haar niet te betalen voor het consult, terwijl ze speciaal voor ons naar de praktijk gekomen was en we bijna een uur van haar tijd hadden gebruikt. Vlakbij Jungle Junction gaan we nog boodschappen doen en zien daar Karin en Vincent rondlopen. Ze hadden zich bedacht en gingen pas de volgende dag richting Mombasa. Als we even later aankomen op de camping, pikken we één van de laatste plekjes op het grasveld in, want het is weer erg druk. Internetten is hier gratis, dus ik leef me weer even uit. Ook stuur ik gelijk een email aan Anne Kent Taylor. Zij zet zich al jaren in Kenia in om stropers tegen te houden en wonderbaarlijk genoeg krijg ik binnen een uur van haar persoonlijk antwoord. We mailen een tijdje op en neer en zij gaat het gelijk uitzoeken. Ze zit midden in de Masai Mara en had nog niks van deze leeuwin gehoord, maar aan het eind van de avond is alles bekend tot aan Richard Leakey aan toe. Wauw!

Zondag 23 januari nemen we nogmaals afscheid van Karin en Vincent. We willen zelf doorrijden naar de Sanctuary Farm bij Lake Naivasha, maar we lijken niet zo hard weg te komen. We spreken diverse mensen die allemaal richting Ethiopië willen gaan en op hun visa wachten. Sommige wachten al een maand! De meeste hopen komende week weg te kunnen rijden, maar misschien komen we ze dan nog in Ethiopië tegen. Tegen 12:00 uur rijden we dan toch weg en na wat laatste inkopen rijden we naar de Farm. Het is heerlijk om weer terug te zijn! De rust, ruimte en dieren zijn weer geweldig. We hebben geen zin om nog te koken en eten een maïskolf en een bakje yoghurt. Daarna duiken we de daktent in om een filmpje te kijken.

 

Maandag 24 januari gaat Ro op zijn gemakje de remmen weer nakijken en bijstellen. Ik ben druk met het fotoalbum voor papa bezig. De hele dag worden we omgeven door wildebeesten, zebra’s en impala’s en regelmatig lopen er giraffen, waterbokken en springbokjes voorbij. We hoeven niet eens van onze stoel af te komen om dit allemaal te zien. Wauw! ‘s Middags belt Anne Kent Taylor mij nog om uit te leggen wat ze allemaal te weten is gekomen. De officiële verklaring van KWS (Kenya Wildlife Service) is binnengekomen en daarin staat dat de leeuw die door het busje was aangereden dezelfde was als die later in het park onthoofd lag. Hoe dit precies mogelijk is, was ons nog niet helemaal duidelijk, maar Anne blijft de vinger aan de pols houden.

  

Dinsdag 25 januari heeft Ro het stuurhuis eruit gehaald, schoongemaakt en de oliekeerringen vervangen. Ondertussen ging ik verder met het fotoalbum, die aan het eind van de dag in grote lijnen af was. We hebben vanaf het moment dat we opstonden tot halverwege de middag het genoegen mogen hebben van de aanwezigheid van een groep giraffen die om ons heen bleven cirkelen. Ze durfden niet dichter dan zo’n 30-40 meter van ons af te komen, maar ze waren niet echt bang en als wij niet bewogen, bleven ze ons aanstaren. Ro heeft regelmatig het werk even neer moeten leggen om naar zo’n lange jan terug te staren. En nu ik dit schrijf, om 20:18 uur op deze dinsdagavond, hoorde ik in het pikdonker (de maan is er niet) een geluid vlak naast ons en toen Ro de zaklamp langs mij opscheen, stonden er 3 zebra’s op hooguit 10 meter van ons te grazen. Ik kan niet vaak genoeg zeggen hoe bijzonder dit is en hoe bevoorrecht wij ons voelen. We moeten alleen een beetje oppassen voor de nijlpaarden hier, want de Lake Naivasha nijlpaarden schijnen bijzonder agressief te zijn en nijlpaarden in het algemeen strijden al met de buffels om de meeste dodelijke menselijke slachtoffers. Maar zittend naast ons vuurtje voel ik me 100% veilig. En als we zo in de daktent liggen, dan mogen ze dichtbij komen en kunnen we ze van bovenaf bewonderen.

Woensdag 26 januari klust Ro rustig verder aan de auto, maak ik het fotoalbum voor papa helemaal af en maken we een wandeling tussen de wilde dieren. Ondertussen volgen we op het internet waar onze paspoorten zijn. ‘s Ochtends zijn ze nog in Londen en daarna komt er geen bericht meer. Ze zouden in het vliegtuig kunnen zitten, maar dat lijkt ons wel heel snel. Op dinsdagmiddag om 16:00 uur zijn ze bij DHL afgegeven in Nederland. Die avond waren ze al in Brussel. Deze ochtend waren ze al in Londen. We zullen zien.

   

Donderdag 27 januari doen we rond 9:00 uur de laptop aan en zien tot onze stomme verbazing dat de paspoorten dus echt al gisteravond in Nairobi waren aangekomen en al met de koerier waren meegegeven om afgeleverd te worden! Wauw! We moeten nog minstens anderhalf uur rijden terug naar Nairobi, dus we gaan ervanuit dat we de koerier toch mislopen en omdat we waarschijnlijk moeten tekenen voor ontvangst, ze de volgende dag terugkomen, of dat we het ergens op kunnen halen. Dus we doen rustig aan, ik doe nog even een wasje, hang de waslijn op in de auto zodat het daar kan drogen en dan zijn we klaar om te vertrekken. Helaas vindt Impi het te leuk hier en weigert ze te starten. De accu is leeg….. Terwijl Ro mijn stoel los gaat halen om bij de accu te komen en de startkabels op zoekt, lopen Klaas en ik naar het huis van de eigenaar, ongeveer een kilometer verderop. Als we er bijna zijn komt hun Landrover aangereden en de bestuurder zegt meteen dat we in kunnen stappen en we rijden terug. Hij verteld onderweg dat ze hier 5 jaar geleden 5 wildebeesten hebben uitgezet en dat het er nu 150 zijn. Zonder roofdieren gaat de voortplanting toch een stukje sneller! De man heeft geen idee waar hun accu zit, maar na even zoeken hebben we hem gevonden en start onze auto meteen. We rijden naar het huis, maar er is niemand aanwezig, betalen de huishoudster, praten een tijdje met de vrouw van de UK Ambassadeur die hier komt paardrijden en rijden naar Nairobi. Eenmaal bij Jungle Junction liggen onze paspoorten achter de receptie op ons te wachten. De koerier had het voor ons achtergelaten. Wel zo makkelijk. De meeste mensen hier hadden hun paspoorten naar hun eigen ambassade laten sturen of naar een DHL kantoor en dat was in veel gevallen fout gegaan: Zwitserland werd naar Swaziland gebracht, Oostenrijk (Austria) werd naar Australië (Australia) gebracht en het kwam ook op verkeerde DHL kantoren aan. Mensen konden hun paspoorten dagen achterna reizen voordat ze ze terug hadden. En bij ons ging het zo ontzettend soepel. Je hoort ons niet klagen. Maar omdat het ondertussen 12 uur geweest was, was de Sudanese Ambassade al gesloten voor het inleveren van paspoorten, waardoor we de volgende dag daarheen moeten en aangezien je je paspoort de volgende werkdag kan ophalen, zou dat voor ons dus na het weekend op maandag zijn. Ro wil nog wat dingen aan de auto laten lassen en laat dat door Chris van Jungle Junction doen. Dit duurt bijna de hele middag (het lassen zelf is maar 5 minuten werk, maar ze doen meerdere klussen tegelijkertijd) en we besluiten de brief die we van de Nederlandse Ambassade nodig hebben om een Sudan visum te kunnen krijgen, de volgende dag op te halen.

Vrijdag 28 januari rijden we tegen 9 uur naar de Nederlandse Ambassade en krijgen daar de brief dat Nederland NIET de brief kan afgeven die ze willen hebben bij de Sudanese Ambassade, wel op onze naam. Duitsland bijvoorbeeld weigert zelfs een brief te geven waarbij ze aangeven dat ze geen aanbeveling doen voor de reis van hun burgers en dus hoeven Duitsers deze brief niet te overhandigen. De Nederlandse Ambassade en een paar andere ambassades willen wel een brief maken dat ze deze brief niet maken, en de inwoners van die landen krijgen gewoon hun visum voor Sudan, maar niet zonder dat je deze rare brief hebben opgehaald. Voor ons is deze brief gratis, maar de Ambassade van de UK vraagt bijvoorbeeld US$ 100 voor deze brief. Een aantal valse Engelse brieven zijn er al ingeleverd, maar de meeste zijn zonder visum teruggestuurd. Maar een kwartiertje later stonden wij met de brief buiten en een half uur later waren we bij de Sudanese Ambassade, waar we 10 minuten later zonder paspoorten buiten stonden. Nu maar hopen dat ze er maandag in staan. Daarna zijn we naar het bedrijventerrein gereden, op zoek naar iemand die de turbo kan maken. Bij F.I.T.S. adviseerde ze ons een nieuwe turbo die slechts € 1000 kost. Uhm, we slapen er nog een nachtje (of 100) over. Daarna nog langs een winkel voor wat andere auto-onderdelen, die ze met een scootertje ergens anders vandaan gaan halen, waarbij ze “zo” terug zouden zijn en wij een uur later nog te horen kregen dat ze er “elk moment” konden zijn. Na anderhalf uur op de parkeerplaats “drie op een rij” en “boter kaas en eieren” gespeeld te hebben, konden we eindelijk weer verder. Nog even boodschappen gedaan in het winkelcentrum en een heerlijke Chinese maaltijd in een “restaurant”. En daarna Klaas weer opgezocht die de hele dag onder de auto van onze Oostenrijkse buren had liggen slapen (en allerlei lekkers te eten had gekregen).

Zaterdag 29 januari zat ik rond 7:30 uur al in de woonkamer van Jungle Junction, omdat het dan het rustigste is qua internetters en ik hoopte het fotoalbum voor papa te kunnen uploaden. Maar zo’n 4 uur later gaf ik het op. Waarschijnlijk is het gewoon niet mogelijk om het draadloos te uploaden, want elke keer als ik dat probeerde in het afgelopen jaar, lukte dat niet. We zullen toch een internetcafé moeten gaan opzoeken, maar niet vandaag. Ik update alles op de computer, nu ik redelijk goed gratis internet heb, en ben hier de rest van de dag zoet mee. Ro leest een boek en we zien elkaar amper deze dag.

Zondag 30 januari is Angelique jarig. Maar voor de tweede keer op rij kunnen we daar niet bij zijn. Wellicht volgend jaar? Ik ga deze dag onze website maar eens bijwerken, terwijl Ro wat aan de auto sleutelt en zijn boek uitleest, waarna hij meteen in de volgende begint.

  

Maandag 31 januari moet Ro om 9 uur bij de tandarts zijn. Klaas en ik blijven op de camping en een uur later is hij weer terug met een verdoofde mond en gevulde kies. Hij had er de laatste weken een beetje last van gehad, maar was bang dat het bv midden in Sudan opeens erg zou worden. En ja, om nou in Sudan naar de tandarts te moeten….. Nee, dan maar beter hier. Het was een tandarts uit Zweden met allerlei moderne apparatuur, maar de rest van de dag deed zijn kies meer pijn dan ervoor, omdat ze nogal hardhandig waren geweest. Hopelijk is het wel goed gedaan. Daarna zijn we naar Karen gereden, om de omvormer om te ruilen en het fotoalbum voor papa in een internetcafe te uploaden. Het internet bleek extreem traag te zijn, maar daar kom je pas achter als het programma al een uur draait. Je moet namelijk eerst 3 kwartier door een voorbereiding en daarna gaat ie uploaden en uitrekenen hoe lang het gaat duren. Het eerste kwartier schommelt de tijd tussen de 2 en 12 uur, dus je moet even wachten tot ie het heeft berekend. Toen bleek het nog 3 uur te duren, wat veel langer is dan normaal. Maar ja, als je er al een uur zit heb je ook geen zin om een ander café te zoeken om opnieuw te beginnen, met de kans dat het daar minstens net zo langzaam is. Dus om de beurt zaten we in het café, terwijl de ander een rondje door het winkelcentrum liep. Op een gegeven moment ging ik maar de omvormer omruilen. Deze hadden we voor we naar Lake Naivasha gingen hier gekocht, maar wat Ro ook probeerde, het ding deed het niet. Zodra je het ding aanzette, begon het rode lampje te branden, alsof ie overbelast was, al zat er niks in. En het was nog wel een dure Black & Decker van € 70, dus daar baalden we van. Het apparaat had geen enkele bevestigingsmogelijkheden dus had Ro er al enthousiast 4 gaten in geboord. Ook hadden we de doos al dezelfde dag weggegooid, dus of we konden ruilen wisten we niet. De man van de klantenservice liep met mij naar de hardware afdeling. De man daar vroeg of hij het mocht testen of ie het echt niet deed, nou dat leek me geen probleem. Hij haalde een nieuwe accu uit een doos, sloot de omvormer erop aan en ging op zoek naar een elektrisch apparaat om het te testen. Komt ie terug met een boormachine van 500 Watt, terwijl de omvormer voor 200 Watt is. Ik denk eerst: ik zeg niks, want nu doet ie het zeker niet, en dan krijgen we vast een nieuwe. Hij stopt de stekker erin, doet de omvormer aan en drukt de boor in. En “wonderbaarlijk” gebeurd er niks en slaat de omvormer gelijk rood uit. Wie had dat kunnen denken. Hij blijft op de boor drukken en ik besluit hem uit te leggen dat een 500 Watt boor niet kan werken op een 200 Watt omvormer, hij kijkt me wat wazig aan en drukt nogmaals op de boor. Ik leg het maar weer eens uit en hij komt onafhankelijk tot de conclusie dat onze omvormer kapot is. Prima conclusie. Dan vraagt hij of ie al wel kapot was toen we hem kochten, wat ik bevestig. De klantenservice man en de hardware man begonnen te overleggen wat ze nu moesten doen. Ze besloten een nieuwe uit de doos te halen en die te testen. Ik legde weer uit dat hij een apparaat moest zoeken dat 200 Watt of minder was en eindelijk ging hij op zoek. Hij kwam terug met een schuurmachine van 310 Watt. Tja, het is wel minder dan 500W, zullen we maar zeggen. Hij sluit de nieuwe omvormer aan en ik test snel of het lampje nu wel groen wil branden en dat doet ie. De man stopt de schuurmachine erin en ik zeg nog: “dat werkt niet”, maar uiteraard luistert hij niet en de schuurmachine gaat precies één seconde aan waarna het afslaat en de omvormer op rood springt. Hij begint op de knop van de omvormer te drukken, doet de stekker van de schuurmachine eruit en erin en wil het ding weer aanzetten. Ik zeg heel duidelijk dat als hij de schuurmachine nog één keer aanzet, ik het hele ding niet eens meer wil hebben, want hij maakt het alleen maar kapot. Waarschijnlijk hadden ze de andere zo ook kapot gemaakt, deel ik nog even mee. Hij kijkt me enigszins geïrriteerd aan, ik zie aan hem dat hij de knop nog even snel wil indrukken, ik kijk hem heel boos aan en hij legt de schuurmachine neer. Ondertussen waren ze nog steeds in discussie wat ze moesten doen. Ik zei snel en duidelijk: “ik neem deze omvormer zo mee met de oude kabels en oude gebruiksaanwijzing, dan kunnen jullie de oude omvormer in de nieuwe doos stoppen en daarmee doen wat jullie willen”. “Uh, okay”, zegt één van de twee en voordat ze er verder over na kunnen denken heb ik alles in een plastic tas en loop ik in sneltreinvaart, zonder de kipfilet die ik ook zou halen, naar buiten, voor ze zich kunnen bedenken. Terug in het internetcafé vertel ik het Ro en we moeten er hard om lachen. Maar zekerheidshalve gaat Ro later de kipfilet maar halen, zodat ze mij niet meer zien. Als het 14:15 uur is en de computer aangeeft dat het nog anderhalf uur duurt, besluit Ro alleen naar de Sudanese Ambassade te rijden, waar we om 15:00 uur de paspoorten op moeten halen. Een kwartier later valt de stroom 10 seconde uit, maar dat is lang genoeg om het uploaden volledig te verpesten en moet ik opnieuw beginnen. Na 3 uur hier voor niks te hebben gezeten kan je begrijpen dat de woorden die in mij opkwamen niet op papier gezet kunnen worden. Ik besloot naar het andere internetcafé te gaan en kijken of het daar sneller was. Ik moest toch nog minstens een uur, misschien wel anderhalf op Ro wachten. Ik vroeg de medewerkster of ze Ro mijn kant op wilde sturen als hij hier een uur later zou zijn. In het andere café was het inderdaad sneller en na een half uur voorbereiding en 10 minuutjes uitrekenwerk, bleek het uploaden maar een goed anderhalf uur te duren. De hele tijd heb ik voor het café buiten gestaan, wachtend op Ro, omdat hij deze plek niet kent. Toen hij er om 16:10 uur nog niet was, besloot ik de laptop achter te laten en hem te gaan zoeken. Ik kom hem niet ver daarvan tegen. Hij bleek er al ruim een half uur te zijn, was in het internetcafé geweest, zag van buiten de deur al dat ik er niet was en was zo omgedraaid. Hij was maar boodschappen gaan doen, had wat rondgelopen om mij te vinden en is uiteindelijk terug gegaan naar het café om te vragen of zij wisten waar ik was. Toen werd hem verteld waar ik was. Toen we terug bij de laptop waren moesten we daar nog 56 minuten bij wachten. Ik heb de hele 2,5 uur dat ik daar was voor me uit zitten staren en ik moet zeggen dat na 15 maanden Afrika ik veel beter in staat ben om te wachten. Ik denk niet dat ik dit 15 maanden geleden had gekund of in ieder geval had het veel langer geleken, maar nu was het niet eens zo moeilijk. Om 17:10 uur was het fotoboek geupload. Ro had de paspoorten terug en dus hoeven we alleen nog maar te besluiten welke weg we naar Ethiopië gaan nemen. Terug op de camping settelen we ons in de woonkamer met een boek en de laptop en eten we yoghurt zo uit de bak.

Dinsdag 1 februari besluiten we dat vandaag de dag is dat we moeten besluiten hoe we gaan rijden. Als we namelijk via Marsabit gaan, moeten we de paspoorten en carnet aan de grens laten stempelen. Als we via Lake Turkana gaan moeten we dat hier doen, omdat er geen grenspost ter plaatste is. We weten het niet zo goed. Ro gaat ondertussen de nieuwe omvormer aansluiten en we lopen naar het winkelcentrum om wat stekkers te kopen, waar we meteen gaan lunchen. Als we terug zijn gaat Ro verder met de omvormer en geniet ik nog even van het gratis internet om alle links weer goed op onze website te krijgen, wat een gigantische klus is, maar weinig voldoening geeft omdat het amper opvalt. Maar het houdt me bezig, zullen we maar zeggen.

‘s Avonds besluiten we dat we nu echt moeten beslissen wat we gaan doen en als Ro zegt: “zullen we maar morgen wegrijden” weet ik dat hij bedoeld dat we niet langs Lake Turkana zullen gaan, want dan moeten we morgen nog hier blijven. Ik zeg “prima” en het besluit is genomen. Ik ben wel een beetje zenuwachtig, want dit is de weg die altijd als gevaarlijk te boek stond. Er zijn daar altijd (Somalische) bandieten actief geweest en deze weg werd lange tijd ontraadde om te nemen. Maar veel overlanders nemen deze weg de laatste tijd en dat gaat altijd goed.

Woensdag 2 februari nemen we afscheid van de Zuid Afrikaanse man die hier al ruim 6 weken op een Ethiopisch visum zit te wachten. Hij is al naar Zuid Afrika gevlogen om het te regelen, wat niet was gelukt. En op dit moment was zijn zoon in Sudan om het daar te regelen en terwijl wij afscheid namen belde zijn zoon dat hij wel een visa kon krijgen, maar dat zijn vader persoonlijk aanwezig moest zijn. Hij zou gaan smeken, maar hoe het af zou lopen, weten we (nog) niet, want niet veel later zijn we bij Jungle Junction weggereden. We hopen dat het ze snel lukt, want dit oponthoudt kost ze wel heel veel geld en tijd. We doen nog wat laatste inkopen, rijden naar de andere kant van de stad om het kookgas bij te laten vullen en willen via een omweggetje de vele files vermijden om de stad uit te komen, wat niet lukt, want zelfs daar stonden files. Op een gegeven moment reden we door een krottenwijk en het stonk daar erger dan op een vuilnisbelt. Ongelooflijk dat die mensen daar moeten leven. Maar iedereen zwaaide vriendelijk en leek er gewend aan te zijn. Eenmaal op de snelweg richting Mount Kenya, net na het middaguur ondertussen, bleek er nogal wat wegwerkzaamheden aan de gang te zijn, waardoor we bij elke omleiding door een chaos van auto’s aan de andere kant moesten zien te komen. Iedereen kruipt voor, toetert, duwt en heeft geen idee waar ie mee bezig is. Langzaamaan kruipen we de paar honderd meter verder en terug op de snelweg is het weer rustig en snap je niet waar al die auto’s tijdens de omleidingen vandaan komen. De snelweg was niet de beste kwaliteit ooit, maar de uitzichten maakte veel goed. Op een gegeven moment kijk ik eens op de GPS en zie dat we helemaal niet meer op de snelweg zitten. Zo’n 5 kilometer geleden was er blijkbaar een afslag geweest en dat was de snelweg, terwijl wij een klein stippellijntje op waren gereden die naar een klein dorpje leidde. Dit stippellijntje op de GPS was in dezelfde staat als de snelweg A2: niet zo best. We besluiten door te rijden en via wat andere stippellijntjes terug richting A2 te rijden. Deze tweede stippellijn is zelfs in veel betere staat dan de snelweg. Haha, het moet niet gekker worden. Maar de snelweg is niet zo slecht dat we geen 80km/uur kunnen rijden, okee, soms staat Ro ineens op de rem, omdat er een onzichtbare drempel in de weg zit, maar meestal ben je op tijd gewaarschuwd omdat de auto voor je ofwel remt ofwel een eindje de lucht in schiet. Als we de evenaar overrijden, stoppen we even voor een foto en kopen we wat souvenirs.

  

Rond 17:00 uur komen we aan in Nanyuki en rijden we naar Nanyuki River Camel Camp. Een man heet ons welkom en wijst ons de plek waar we kunnen kamperen. We hebben een geweldig mooi uitzicht op Mount Kenya. Ze hebben geen warme douche, maar de man wil voor mij wel water koken, zodat ik me kan wassen met een emmer. Heerlijk! Ik snij ondertussen 2 ananassen, 2 mango’s en 3 bananen klein die ik in de blender tot sap omtover. Ik vul een 2 liter fles vruchtensap voor de volgende dag en de rest drinken we gelijk op. Ro bakt nog wat worstjes voor zichzelf, die ik “stiekem” deel met de honden van de camping en dan gaan we vroeg naar bed.

  

Donderdag 3 februari wordt ik met zonsopkomst wakker en als ik naar buiten kijk zie ik één van mijn mooiste zonsopkomsten ooit, boven Mount Kenya. Ik kijk er een tijdje naar en slaap dan weer even verder. Als we eenmaal zijn opgestaan doen we rustig aan en zijn om 9:00 uur ingepakt. Maar we willen de camping nog bekijken, want ze hebben hier leuke traditionele hutten waar je in kan slapen en achter op het terrein vinden we een watervalletje met daarnaast een eettafel en bbq plaats. We wanen ons een beetje in Frankrijk. Als we alles hebben gezien lopen we naar de auto, nemen afscheid en rijden nog even de stad in om wat brood te kopen. Het is uiteindelijk al 11 uur als we de stad uitrijden. We zien na een tiental kilometers voor ons op de weg een antiloop en denken dat het een impala is. Voor een impala stoppen we niet meer, maar toevallig kijk ik zijn kant nog even op voordat we er voorbij zijn. Ik zie dat er een vrouwtje naast hem staat en haar zie ik vanuit een zijaanzicht en roep tegen Ro dat hij moet stoppen. Het zijn geen impala’s, maar generuks. Deze antilopensoort hebben een hele lange nek en wij hadden er nog nooit één gezien. Wauw! Ze zijn echt bijzonder en mooi. We kijken een tijdje naar ze en rijden weer door.

  

Later zien we er nog 3. We wilden eigenlijk niet helemaal naar Marsabit rijden, maar als we bij de laatste camping op de route zijn, is het nog zo vroeg dat we denken dat we net zo goed door kunnen rijden. De weg is redelijk tot de laatste 150km ingaan. Dan beginnen de wasborden. We trillen wat af, ondanks dat we maar zo’n 25km/uur rijden. Volgens mijn berekeningen moeten we net voor het donker in Marsabit kunnen zijn. Maar dan begint de motor toch wel erg heet te worden en als we even stoppen blijkt de koelvloeistofslang weer te lekken. Ro moet deze vervangen en dat duurt uiteraard een tijdje. We waren onderweg een paar keer gestopt om mensen die langs de weg liepen in de zinderende hitte water te geven. Drie jongetjes dronken samen zo 4 liter weg en op een gegeven moment durfden we geen water meer weg te geven, omdat onze motor wel vaker te heet wordt en dan overkookt, waardoor we water moeten bijvullen. En nu hadden we dus weer veel water nodig, gelukkig hadden we genoeg. Als de nieuwe slang erin zit rijden we verder en gelukkig wordt de weg iets beter, waardoor we soms de 40km/uur kunnen halen en we de achterstand langzaam wegwerken. Als de zon ondergaat rijden we de snelweg af naar de camping: Henry‘s Camp. Precies op tijd. We zijn allebei kapot en Ro besluit dat hij de volgende dag hier wil blijven om de auto goed na te kijken, voordat we de laatste 250km naar de grens rijden, want dat stuk weg is in nog slechtere staat dan de afgelopen 150km. We maken allebei dankbaar gebruik van de schone, warme douche en zijn te moe om nog wat te eten te maken. We kijken nog wel een (korte) film in de tent, maar vallen meteen daarna in slaap. Helaas begint het niet veel later gigantisch te waaien en behalve dat het veel lawaai geeft, slingert de auto heen en weer en soms staat er zo’n hevige wind op de tent dat we allebei de palen vastgrijpen, zodat het ding niet doorbuigt ofzo. Na een paar uur wakker liggen bedenken we dat het wellicht beter is om alle vier de ramen volledig open te zetten, zodat de wind erdoorheen kan en niet zoveel druk op het tentdoek zet. Dat betekent wel dat wij zelf ook in de wind liggen en dat is best koud. Maar we hoeven de tent niet zo vaak meer vast te grijpen, ook al staan onze voeten al standaard tegen de achterpalen geklemd. Tegen de ochtend hebben we amper een oog dichtgedaan en zijn we blij met de beslissing dat we nergens heen gaan vandaag.

 

Vrijdag 4 februari staat Ro op een gegeven moment maar op, terwijl ik besluit net zo lang te blijven liggen tot ik niet meer chagrijnig ben. Niet slapen maakt mij heel chagrijnig en omdat ik dat niet op Ro wil afreageren blijf ik heel lang liggen. Ondertussen heeft Ro de tent van buiten met ijzerdraad vastgezet, dus het geheel is wat stabieler. De wind gaat nog steeds niet liggen en ik waai de tent bijna uit. Als ik rond 10 uur besluit dat ik niet zo chagrijnig meer ben en over de ergste vermoeidheid heen ben, ga ik naar beneden. Ro is ondertussen al bezig de auto na te kijken en ik ruim een beetje op. Dan maak ik omeletten en rooster brood. Klaas en ik maken een wandeling en het is hier echt mooi. Als we terug zijn probeer ik het internet op te komen, maar het lukt niet zo best. Op een gegeven moment komen er ontzettend veel bavianen van alle kanten onze kant op en we rennen als gekken rond om alle spullen, met name eten, buiten hun bereik te krijgen. Eén van de bavianen ziet er ziek uit, hij is veel van zijn haren kwijt, maar is het minst bang en komt veel te dichtbij. Ro heeft een ijzeren staaf vast voor het geval hij echt aanvalt, maar dat durft ie toch niet. Ze willen drinken in de veedrinkbak naast onze auto, maar vooral de jongen en vrouwtjes met baby’s durven niet zo goed. Later verteld de eigenaar, Henry, ons dat er weinig regen in november is gevallen, waardoor het nu veel te droog is. De bavianen hebben niks meer te eten en drinken en komen dus naar de stad. Ze gaan zelfs het ziekenhuis in op zoek naar voedsel. Omdat bavianen grote tanden hebben en hard kunnen bijten is het belangrijk dat ze bang voor mensen blijven. Omdat hun honger hun angst begon te overheersen, werden ze te agressief. Ze hadden toen een pot verf over één van de agressieve mannetjes gegooid, in de hoop dat het ze bang genoeg zou maken. Dat was dus waarom het beest er zo raar en haarloos uitzag. Helaas had het een averechts effect en is hij nu dus het minst bang van mensen. Ze proberen de bavianen met stenen weg te jagen van de drinkplaats, maar ze blijven terugkomen. Logisch natuurlijk. Maar er is hier momenteel geen grondwater en elke liter water hier moet met een tractor worden aangevoerd en Henry betaald ongeveer €0,02 per liter + het vervoer en mankracht. Niet heel duur, maar als de bavianen elke dag tientallen liters opdrinken, dan tikt het natuurlijk wel aan. Die nacht waait het bijna net zo hard als de vorige nacht, maar nu de tent vast staat en alle ramen van begin af aan open en we gewoon doodmoe zijn, slapen we er redelijk doorheen.

  

Zaterdag 5 februari willen we de 250km naar de grens rijden. We willen om 7 uur wegrijden, wat uiteindelijk 7:30 uur wordt. In het eerste uur rijden we 33 km, wauw, met dat tempo gaan we het ruim op tijd halen. Maar het uur daarna wordt de weg slechter, hebben we korte plaspauze en leggen we maar 23 km af. Het merendeel van de 250km is wasbord of stenen of wasbord en stenen. Na 5,5 uur rijden hebben we de helft afgelegd. Meteen daarna is de weg voor 50km een stukje beter en halen we soms de 50km/uur. Iedereen had ons vooraf verteld dat de weg naar Moyale een saaie weg is vol velden met lavastenen, maar ik was het daar niet mee eens. We hadden wel een paar uur lavavelden om ons heen, maar we hadden ook berglandschappen, open zandvlakten, bosjes en bomen. We zagen veel antilopen, vooral generuks en dikdik’s en gigantische kuddes kamelen. In de meest droge gedeeltes van de dag stopten we voor mensen die water wilden. In een “dorpje” meer dan 50km van elk ander dorpje beide kanten op stond een vrouw die we 5 liter water gaven. Ondertussen kwamen er tientallen jonge uitgehongerde & uitgedroogde geitjes naar ons toe die allemaal onder de auto in de schaduw wilden liggen. Er was in de wijde omtrek geen boom of struik te vinden en dus geen enkele schaduw voor de beestjes. Ik vond het zo zielig voor ze toen we weer weg wilden rijden. De vrouw probeerde ze eronder uit te krijgen, maar terwijl ze ze de ene kant op joeg, kropen ze er aan de andere kant weer onder. Ik stapte uit om haar te helpen en uiteindelijk hadden we ze er onderuit gekregen. Zelfs de kamelen die we in deze open vlakten zonder voedsel of water tegenkwamen waren uitgedroogd en mager: sommige hadden niet eens een bult meer en die wel een verhoging op de rug hadden hingen er slap en levenloos bij. We hopen dat de regens dit jaar vroeg komen en in grote hoeveelheden. Als we nog 75km moeten, wordt de weg weer slechter en beginnen de wasborden weer erger te worden. Ro rijdt een tijdje redelijk hard over deze trilplaat, maar later blijkt dat het teveel was voor de radiator, want die lekt opeens gigantisch. Ro gooit er een goedje in dat de gaten zou moeten dichtten, maar dat lijkt niet te werken. Maar uiteindelijk wordt het lekken weer minder, gooien we het koelsysteem weer vol water en rijden we verder. Elke 15 minuten ofzo stoppen we even en gooien we eventueel wat water erbij. Het is buiten zinderend heet. In de auto is het 35 graden, maar zodra je de zon in stapt is het velen graden warmer. Je brandt bijna weg. Als je daarna in de auto gaat zitten is het daar gewoon lekker koel met 35 graden! We denken dat we de grens rond 16:30 uur moeten kunnen halen en hopen dat ie dan nog open is en dat het snel gaat. Gedurende de hele rit hebben we ons niet één keer onveilig gevoeld. Er schijnen grote hoeveelheden machinegeweren (AK-47) in dit gebied te zijn, maar wij hebben er slechts 3 gezien, die nonchalant over een schouder hingen, niks agressiefs. En terwijl sommige overlanders in januari nog een bepaald stuk in konvooi moesten rijden, werden wij nergens tegengehouden. We hadden er geen ander gevoel bij dan bij andere Afrikaanse afgelegen wegen. We komen om 16:43 uur aan. We lopen snel bij de Keniaanse kant naar binnen en we vullen een papiertje in, krijgen een stempel, lopen naar Customs, waar de man in recordtijd ons carnet stempelt en we om 16:52 uur weer in de auto zitten. Wauw, dit was de snelste grens ooit!! Nu Ethiopië nog. Maar ook het carnet was snel gegaan, alleen het overschrijven duurde een paar minuten. Daarna bleek immigratie al gesloten te zijn, maar de man kwam voor ons terug, startte de computers weer op, scande onze paspoorten, gaf ons een stempeltje en we waren in Ethiopië om 17:24 uur. Nou, makkelijker kan bijna niet.

  

Deze vierde keer in Kenia was gelukkig een beetje anders qua route dan de andere 3 keer de afgelopen maanden. We hebben weer een beetje meer van het land gezien. Met name ik had heel veel moeite om Kenia te verlaten, omdat ik het idee heb dat we Afrika dan bijna zullen gaan verlaten. En daar ben ik nog niet aan toe. Maar gelukkig hebben we Ethiopië en Sudan nog, ook al ben ik bang dat dat meer op het Midden Oosten dan Afrika lijkt, maar we zullen zien.

We vonden het geweldig leuk dat papa en Angelique er bij waren en vinden het jammer dat ook papa alweer naar huis is. Maar hij denkt erover nog een tijdje in Jordanië of Turkije met ons mee te rijden. We zullen zien.

Er zijn op het moment wat onrustigheden in Noord Afrika en Jordanië, dus we weten nu nog niet precies hoe het vervolg van onze reis eruit zal zien. We denken dat het tegen de tijd dat wij er zijn wel weer rustig zal zijn, maar je weet natuurlijk nooit. Voorlopig is onze planning Ethiopië – Sudan – Saudi Arabië – Jordanië – Syrië – Turkije – Europa. Ons visum voor Sudan verloopt op 31 maart, dus tenzij we die kunnen verlengen gaan we op uiterlijk 31 maart Afrika verlaten. Ruim 17 maanden nadat we Afrika zijn ingereden.

Hieronder de routes die we in Kenia gereden hebben. De groene lijn is de route van deze reis. De rode stippen de overnachtingsplaatsen deze keer.

© Copyright - Fundisa Weddings | Iris Diekstra, e-mail: iris@fundisa-weddings.nl, telefoonnummer 06 3308 1443 (ook WhatsApp)