IMPI’s ADVENTURES

Reisverhalen

Botswana

We hebben beschreven hoe je in Johannesburg aan een permit voor een hond voor Botswana (en gelijk ook voor Namibie, ZImbabwe, Lesotho, Swaziland en Malawi) komt. Voor meer info, klik hier.

Op dinsdag 11 mei kwamen we aan bij de douane van Botswana bij Lobatse (Pioneer Gate), 100 meter na de douane van Zuid Afrika. We vulden een formuliertje in, gaven dit samen met ons paspoort en 2 seconde later hadden we een gratis visum voor Botswana. Daarna zijn we naar het veterinaire checkpoint gelopen, hebben we het permit van Klaas laten zien en kregen we een stempel op het permit voor haar. Ze hoefde Klaas zelf niet te zien. Daarna is Ro naar “Customs” gegaan, terwijl ik al onze Randen ben gaan omwisselen in Pula’s. Toen ik weer bij Ro was, was hij ook al bijna klaar. Hij betaalde 120 Pula (€ 15) voor de roadtax en een autoverzekering en we mochten Botswana in. We stapten in de auto en er stond nog een controleur die het bewijsje voor de auto wilde hebben. Hij vroeg Ro of we nog iets aan te geven hadden, maar voordat Ro kon liegen, praatte de man er al overheen. We maakte een praatje en daarna reden we door. Al met al hebben beide overgangen samen net iets langer dan een half uur geduurd.

We hadden besloten door de Kalahari woestijn te gaan rijden, dus eerst naar het westen en daarna naar het noorden, i.p.v. gelijk naar het noorden (via Gabarone en Francistown) naar de Okavanga Delta/Moremi/Chobe. We zaten op het asfalt en de A2 leek een goede weg, maar daar hadden we geen zin in. We hebben gelijk de eerste afslag naar het zuiden genomen en daarna de eerste weg naar het westen. We kwamen een tankstation tegen en vulde de auto zekerheidshalve maar bij. We hadden zo’n vermoeden veel zand tegen te gaan komen en dan is de auto nog minder zuinig dan normaal. En we hadden gehoord dat er niet altijd diesel te krijgen is in Botswana, dus volgooien maar. Na het tanken was het nog een klein stukje asfalt en na de kruising zijn we een zandweg op gegaan. Na 2 uurtjes zand rijden hadden we al een aantal groepen bavianen gezien, diverse antilopensoorten, koeien, ezels en paarden. We zijn van de weg afgegaan en zijn we op een plekje uit het zicht gaan staan. Dit werd de eerste keer dat we alléén in het wild gekampeerd hebben. In West Afrika durfde ik dat niet, maar in Botswana vind ik dat helemaal niet eng. Ten eerste omdat Botswana een heel veilig land is met weinig criminaliteit en ten tweede omdat er bijna niemand woont (1,6 miljoen inwoners) en je dus amper iemand ziet. Maar het was erg koud en we zijn meteen na het eten in de daktent onder de dekens gaan liggen. Dat hielp niet echt tegen de kou en echt goed geslapen hebben we niet.

 

Op woensdagochtend 12 mei bleek er een laagje ijs over de auto te liggen. Niet geheel verassend, want het was echt koud geweest. We ruimden snel op en gingen opwarmen in de auto. We hebben een goede kaart van Botswana waar ook de zandwegen opstaan. Helaas blijken er veel meer wegen te zijn die niet op de kaart staan, waardoor het onmogelijk was de juiste “weg” te vinden. De omgeving was buitengewoon prachtig. Het lijkt helemaal niet op een woestijn, want er staat lang droog gras dat als een zijde deken over het landschap waait. En er staan nog best veel bomen. Maar door het gras heen zie je wel dat de grond alleen uit los zand bestaat. We kwamen op een gegeven moment aan bij een hek. Het leek wel alsof je er door mocht, maar we konden ook rechtsaf en langs het hek oprijden. We moesten toch een keer naar het noorden, dus besloten we dat nu maar te doen. Wellicht was dit de weg op de kaart. Over deze zandweggetjes, die soms maar net breed genoeg zijn om erdoor te kunnen, rijden we ongeveer 40 km/uur. De antilopen die hier wonen hebben allemaal de behoefte om als ze aan de ene kant van de weg zijn als wij eraan komen, nog even snel naar de andere kant te sprinten. Zeker als er net een struik staat en je ze niet ziet aankomen, is dat weleens schrikken. Maar gelukkig zijn ze ongelooflijk snel. De koeien en ezels daarentegen zijn alles behalve snel en zien niet in waarom ze aan de kant moeten. En als ze besluiten toch maar te verplaatsen, dan moet de beslissing welke kant ze op willen nog gemaakt worden. Gelukkig hebben we tot nu toe nog niks aangereden, behalve een hoop vlinders, maar volgens Ro zijn dat suïcidale vlinders en dan kan hij er ook niks aan doen. Na een uur rijden komen we aan het eind van het hek en gaat de weg, met het hek mee, naar links. Maar er gaat ook een weg naar rechts. We besluiten links te gaan. Dan splitst de weg in tweeen: rechtdoor lijkt eindeloos en rechtsaf is door een hek, maar volgens de GPS wel de goede kant op. We gaan door het hek. Een km of 4 verder komt weer een hek. Dit hek is zo ingenieus in elkaar gezet, dat wij ons niet voor kunnen stellen dat het de bedoeling is dat je hier doorheen mag. We dachten het wel weer te kunnen sluiten, maar dit was niet gebruiksvriendelijk en dus vast niet bedoeld voor iedereen. We besloten terug te gaan. De paarden die we zojuist gepasseerd waren wilden nu niet meer aan de kant. Hun vriendje stond aan de andere kant van het hek en ze weigerde van het hek weg te gaan. Als we te dicht bij kwamen wilden ze door het hek springen, wat veel te scherp en hoog was. Na veel geduld gingen ze aan de kant. We reden het stuk weer terug en kwamen weer op de splitsing. Daar gingen we nu maar naar rechts, de oneindige weg op. Vele vele kilometers later konden we alsnog naar rechts. Ook daarvoor moesten we een hek door en we hoopte maar dat dat mocht. We reden over een slingerweggetje met splitsing na splitsing na splitsing. Er was geen touw aan vast te knopen en Ro koos steeds maar een weg. Er was geen weg dat meer was gebruikt dan de ander en geen weg dat ergens heen leek te gaan. We besloten dat we de helft van de diesel op konden rijden en dan terug zouden rijden naar het tankstation. Op die manier hadden we altijd de zekerheid dat we uit de “woestijn” zouden komen. Opeens zagen we een huis. We stopten en het bleek een dorp te zijn. Ik stapte uit en vroeg of de vrouw Engels sprak. Ze zei iets wat klonk als “yes” en terwijl ik vroeg welke kant de stad op was, knikte ze vriendelijk, maar uiteindelijk begon ze in een taal die ik niet verstond tegen mij te praten. We snapten elkaar niet. Maar ze liep mee naar een andere vrouw die wel een beetje Engels kon. Ik vroeg opnieuw de weg en zij vertelde dat we goed zaten. Nog even doorgaan en dan zouden we op de weg komen. We gaven de dames wat thee als dank voor hun hulp en reden verder. En inderdaad, na het dorp kwam een bredere lange rechte weg. Na een uur rijden kwamen we aan bij een kruising. Onze GPS was zinloos, want volgens dat ding hadden we de A2 al een kwartier geleden moeten oversteken, maar we weten zeker dat we geen asfalt gezien hebben. Tenzij ze de A2 ondergronds hebben aangelegd, wat we niet zo waarschijnlijk vonden. We gaven de GPS dus maar de schuld. We besloten naar rechts te gaan, omdat daar een dorp was. Eenmaal door het dorp reden we nog een stuk verder en opeens zagen we een gigantische platte berg, waarvan we vrij zeker waren dat dat de diamantmijn is waarnaar we op zoek waren. Het stadje Jwaneng dat daarbij ligt, moeten we hebben. Na een half uur kwamen we aan in de stad. We parkeerde bij de bank, haalde geld en liepen weer naar de auto. Helaas wilde die niet starten. Er kwam geeneens geluid uit. Ro onder de motorkap en even later zag hij het probleem: de startmotor zat los! Dat ding zit met 2 bouten vast en die 2 bouten waren losgetrild en eruit gevallen. Ro probeerde alle bouten die we mee hadden, maar deze maat had hij uiteraard niet mee. Hij werd van alle kanten geholpen door mannen die samen met hem onder de auto hingen. Maar ze kregen het niet voor elkaar. Dus alle mannen werden bij elkaar getrommeld om de auto aan te duwen. Wat was ik blij dat we uiteindelijk niet besloten hadden om “in the middle of nowhere” te lunchen, want zonder hulp in het zand had ik die auto nooit alleen aangeduwd gekregen. Het lukte Ro niet om te starten en hij liet een andere man achter het stuur plaatsnemen. Ik stond ook buiten en vond het wel een beetje eng, want als die man wilde, kon hij zo met onze auto wegrijden. Nadat ik Ro van mijn “angst” op de hoogte had gesteld duwde hij de auto aan naast de passagiersdeur zodat hij er eventueel in kon springen. De auto startte, de man reed een klein stukje weg en stopte netjes en stapte uit. De andere mannen waren ondertussen al weggelopen en hadden niet eens gewacht op een bedankje. We riepen “BEDANKT” en zwaaide. Ze zwaaide terug en we reden naar de door hun aangewezen plek waar een garage moest zijn. Ro liet de motor draaien, terwijl ik in de auto wachtte. Ze hadden die bouten daar ook niet, maar we werden naar de ijzerwinkel gestuurd. Daar hadden ze ook niks. We reden een beetje doelloos rond op zoek naar een garage, die we vonden. Het was ondertussen al half 3. Er werd met 3 man aan de auto gewerkt. Overal werden bouten gezocht, maar niet gevonden. Uiteindelijk is het ze toch gelukt om een constructie te maken dat de startmotor vast zat. Om 5 uur mocht Ro de auto proberen te starten …… niks! Haha, waren ze een draadje vergeten terug aan te sluiten. Een paar minuten later nogmaals proberen en ja hoor, daar gingen we. 2½ uur heeft 1 man constant aan de auto gewerkt en 2 mannen ieder de helft van die tijd. In totaal moesten we 100 pula (€12) betalen, inclusief materiaal.

We besloten de stad uit te rijden om ergens achter een boom te kamperen. Maar het landschap werd steeds platter en als er al een boom stond dan stond er al een huisje onder. Na 10 km besloten we om te draaien, terug door de stad te rijden en een stuk terug het zandpad op te rijden, ongeveer 10 km aan de andere kant van de stad. Vlak voor zonsondergang zagen we een boom met struiken eronder, waar we mooi achter konden staan. We reden erheen, parkeerde de auto, warmde de soep van gisteren op en gingen na het eten weer naar bed. We hadden verwacht dat het weer zo koud zou worden, maar dat was gelukkig niet zo.

 

Op donderdagmorgen 13 mei zijn we na een rustige start weer 10 km terug naar de stad Jwaneng gereden en daarna de weg opgegaan waar we de avond daarvoor waren omgedraaid. Na ongeveer 8km vroeg Ro aan mij of ik toevallig de zwengel van de daktent uit de daktent had gehaald en had opgeborgen. Nee, dat had ik niet. Waarschijnlijk was ie dan vrijwel gelijk eruit gevallen, want de weg was daar niet zo best. Dus weer 8km terug naar de stad en daarna, goed oplettend of we ergens een metalen ding zagen liggen, 10 km terug naar onze kampeerplek. Daar aangekomen hebben we het hele stuk hoge droge gras afgezocht, maar we konden hem niet vinden. Ik ben samen met Klaasje de paar honderd meter terug naar de weg gaan lopen om goed in de “berm” te kunnen kijken. Maar ook daar niks gevonden. Daarna weer heel langzaam terug naar de stad gereden. Na een paar km gingen we er vanuit dat we hem kwijt waren en net nadat we allebei hadden gezegd dat dat best k*t is, zagen we hem precies tegelijk langs de weg liggen. Jippie! We hebben nog 2 zelfgemaakte zwengels bij, dus we konden de daktent nog wel gebruiken, maar we waren erg blij dat we hem terug hadden. Daarna weer terug naar de stad en weer terug de Trans Kalahari Highway op en reden daar alweer voor de 5e keer. We besloten de 250 km naar Kang op deze snelweg te blijven. Vanaf Kang was het nog 270 km noordwaarts naar Ghanzi. Maar bij Kang konden we ook naar het westen rijden, daarna naar het noorden en dan terug naar het oosten om ook bij Ghanzi uit te komen. Deze route zou 700 km potholes en zand zijn. De keus was snel gemaakt, wij gaan voor de omweg! Bij Kang tanken we nog maar even vol en slaan af naar links. Ze waren druk bezig een nieuwe asfaltweg aan te leggen, maar daar hadden wij niet zo veel aan. Ondertussen was Ro tot de conclusie gekomen dat de startmotor waarschijnlijk al weken los zat. Sinds we door Zuid Afrika rijden (en misschien ook deels in Ghana, maar dat weten we niet meer zeker) sloeg de temperatuurmeter vaak uit.

Nu de startmotor weer goed vastzat, deed de meter ook niet raar meer. Na ruim 100km zijn we een zijweg ingegaan en zijn we halverwege de bosjes ingereden. Het was pas 5 uur, dus we hadden nog een uurtje licht. Vlak voor het donker werd kwam er een herder met geitjes en een hond langs. Hij zwaaide naar ons, maar liep gelijk door. Zo anders dan in West Afrika. Ondertussen hadden we besloten dat we, omdat we toch al een omweg aan het maken waren en we vlak langs Namibië op zouden rijden, we net zo goed een wat grotere omweg konden maken (van ruim 2.000 km) om een rondje door Namibië te maken. Na het eten weer vroeg de daktent in, zodat we onopgemerkt daar met het licht aan konden lezen.

Ro keek, zoals elke ochtend, de auto na voordat we wegreden op vrijdagmorgen 14 mei. Hij wist nu waar hij op moest letten en de startmotor bleek alweer redelijk los te zitten. Met wat gezucht en gekreun kreeg Ro de bouten weer redelijk vast. Maar we realiseerde ons dat we de bouten net zo makkelijk weer hadden kunnen verliezen en dan stonden we echt vast in een onbewoonde wereld. Met tegenzin besloten we dat het slimmer zou zijn om ruim 100 km terug te rijden naar Kang, zodat we wat meer andere automobilisten tegen zouden kunnen komen, als de nood hoog is. Dus weer terug gereden en daarna verder over de A2, de Trans Kalahari Highway. Na ongeveer 25 km reden we langs een camping en besloten we een kijkje te gaan nemen. Op zich is in de bush kamperen net zo handig en wel zo goedkoop, maar ik was heel hard toe aan een douche. Ro was zo slim geweest om bij Het Oude Landgoed nog te douchen, maar ik wist uit ervaring dat het warme water weleens op kon raken als je je haar helemaal in de shampoo hebt zitten, en had daar niet zoveel zin in gehad. Ondertussen was mijn laatste douche alweer bijna een week geleden. Heel hoog nodig dus. Het bleek een 16.000 hectare groot wildpark te zijn met allerlei antilopen en zebra’s, maar ook luipaarden, cheeta’s en wilde honden. Ze hadden zelf ook een hond en Klaasje was geen probleem. Het campinggedeelte van de kalahari Rest Lodge was erg leuk opgezet: allemaal ronde plaatsen met rondom een hek van takken met 1 opening en minimaal 1 boom in het midden voor schaduw en een vuurplaats erbij. Wij hebben de meest afgelegen plek genomen en dat was maar goed ook, want ‘s avonds kwam er een optocht van Zuid Afrikanen met meer dan 10 auto’s, tenten, tafels, stoelen en erg luidruchtig. We waren er net na lunchtijd, dus we konden de hele dag van het uitzicht genieten. Aan het eind van de middag zijn we even in de bar gaan zitten, waar het uitzicht beter was en we o.a. een aantal waterbokken zagen. We hadden ‘s middags al een stapel brandhout gekocht en toen het donker werd hebben we een vuurtje gemaakt. Dat kan tijdens het bush kamperen echt niet, want het is veel te droog, maar hier was het des te leuker. We roosterde wat worstjes op het vuur en aten die samen met de couscous (nog uit Marokko). Na het eten scheen ik met de zaklamp rondom ons kampje en zag ik tientallen oogjes. We besloten ernaartoe te lopen en het bleken, zoals verwacht, impala’s te zijn. We konden redelijk dichtbij komen en ze leken ons niet te zien, ondanks (of dankzij?) de zaklamp. ‘s Nachts werd ik wakker gehouden door een dier dat bijzonder druk om onze auto aan het rennen was en daarbij veel geluid maakte. Het klonk als een gevaarlijk dier, maar ik wist vrij zeker dat het een antiloop was, maar welke wist ik niet zeker. Het irriteerde me mateloos dat het me niet lukte om hem te zien en Ro lag steeds in de weg, want hij werd er niet wakker van (wel van mij). Ik vroeg me af of het vechten of paren was wat de antiloop wilde doen en kwam er niet uit.

 

Op zaterdagmorgen 15 mei besloten we hier een dagje te blijven. Lekker rustig aangedaan, gelezen, gegeten, geluierd en Ro heeft de auto nog een keer goed nagekeken. ‘s Middags zijn we weer in de bar gaan zitten en toen hoorde ik het geluid dat me ‘s nachts wakker had gelegen weer. De barman kon mij vertellen dat het een impala mannetje was dat wilde paren. Mysterie opgelost! Opeens kwamen er grote grijze wolken aan en begon het te waaien. We moesten snel terug naar de auto om alles binnen te zetten. We besloten achterin de auto te gaan zitten en maakte daar de 2 stoelen vrij. Dit was de tweede keer sinds we in Afrika waren dat we binnen in de auto gingen zitten. Het donderde en bliksemde, maar nog geen druppel kwam naar beneden. Maar uiteindelijk begon het toch echt te regenen in de woestijn en zaten we lekker droog binnen. Het duurde best een tijdje, maar toen het even droog was kon Ro snel een paar boterhammen roosteren. Daarna begon het weer te regenen en zijn we maar naar bed gegaan. Ook deze nacht werd ik wakker gehouden door het impala mannetje, maar omdat ik wist wie het was en waarom hij dat deed, irriteerde het me niet meer. Alleen jammer dat ik steeds niet terug in slaap kon komen, want als ik eenmaal wakker was begonnen alle bultjes op mijn voeten weer te jeuken. Waarvan? Geen idee.

Na een laatste douche op zondagmorgen 16 mei zijn we weer verder

gereden. We hadden besloten dat we toch via Namibië naar Maun wilden rijden, dus moesten we vlak voor Ghanzi linksaf slaan. De “omweg” wordt daardoor nog een stukje langer, maar ach, we hebben geen haast. Van Ghanzi naar Maun was nog geen 300 km, dus daar hadden we in één dag heen kunnen rijden, maar dat leek te makkelijk. We rijden nog zo’n 60 km door en slaan dan af de bush in. We parkeren de auto een kleine 100 meter van de weg en vinden het genoeg voor vandaag. Morgen rijden we de laatste 80 km naar de grens. Het is pas 13:30 uur, dus we hebben de hele middag nog voor ons. Ro leest een boek terwijl ik dit verslag van Botswana schrijf. En we eten onze eigen gemaakte popcorn. Om 18:30 uur, na het avondeten, sms ik nog even met mama om te laten weten dat we nog leven en daarna gaan we de daktent in. Ro kan dan verder lezen (ja, hij begint net zo verslaafd te raken als ik) en ik zoek alle foto’s van Botswana uit.

Op maandagochtend 17 mei vond ik Ro lezend in het ochtendzonnetje. Beide hebben we delen van de nacht wakker gelegen, mede door het geluid dat diverse jakhalzen om ons heen produceerde. Wel een heerlijk geluid, maar elke keer werd ik er weer wakker van. Rond half 10 rijden we richting grens (Mamuno), waar we om half 11 aankomen. En het mooie is, dat we om half 11 ook Namibië inreden, maar dat kwam omdat de klok een uurtje terug mocht. Beide grensovergangen samen duurde dus ongeveer een uur. Een eitje dus. Aan de Botswana kant kregen we een stempel in ons paspoort en Ro heeft in een boek ons kenteken opgeschreven en we waren klaar. We wisten niet of we een “uit” stempel moesten hebben op het permit van Klaas, maar bij de veterinaire service was niemand aanwezig, dus we hebben het er maar op gegokt en zijn naar de Namibische kant van de grens gereden, 200 meter verderop.

We zijn nu maar 7 dagen in Botswana geweest, van dinsdagmiddag tot maandagochtend, niet helemaal wat vooraf de bedoeling was. Maar als de plannen niet wijzigen, dan gaan we binnenkort weer terug Botswana in. We zijn door de Kalahari Woestijn gereden, over of langs de A2, de Trans Kalahari Highway. Het mooie van deze route is dat we hier nog nooit eerder zijn geweest. We zijn al 2 keer eerder in Botswana geweest (2004 en 2007), maar nog nooit in het zuiden. Het laatste stukje van deze route was niet nieuw voor ons: we zijn in 2007 dezelfde grens Namibië / Botswana overgestoken en hebben de 165 km naar de splitsing naar Ghanzi en Kang toen ook gereden. In 2007 zijn we op de splitsing naar Ghanzi gereden, terwijl we nu vanuit Kang kwamen. Het stuk Ghanzi – Maun hebben we dus al een keer gereden, waardoor we helemaal niks missen nu we waarschijnlijk vanuit de andere kant Maun binnen gaan rijden over een paar weken.

We hebben 1216 km door het zuiden van Botswana gereden. In totaal hebben we, sinds ons vertrek vanuit Nederland 15.744 km met de landrover gereden + 4.500 km met de huurauto’s, dus we zijn nu over de 20.000 km.

© Copyright - Fundisa Weddings | Iris Diekstra, e-mail: iris@fundisa-weddings.nl, telefoonnummer 06 3308 1443 (ook WhatsApp)